De kracht van zuurdesem

“Wanneer we ernaar streven ons specifieke beroep, onze persoonlijke gezinssituatie en onze dagelijkse werkzaamheden te heiligen, heiligen we niet slechts één afzonderlijk bestanddeel, maar het hele sociale beslag.”

De maatschappij is als een beslag samengesteld uit menselijke ingrediënten. Werk, gezin en andere dagelijkse omstandigheden vormen een netwerk van menselijke contacten waarbij ons leven wordt verbonden met de levens van vele anderen. Dus, als we ernaar streven ons specifieke beroep, onze particuliere gezinssituatie en onze dagelijkse taken te heiligen, heiligen we niet simpelweg één afzonderlijk bestanddeel, maar het hele sociale mengsel.

Deze heiligende doeltreffendheid maakt christenen tot een krachtig zuurdesem om de orde in de wereld te herstellen, zodat ze de liefde waarmee ze is geschapen, beter weerspiegelt. Als elke menselijke daad gepaard gaat met goedheid, is er minder ruimte voor egoïsme; de belangrijkste oorzaak van wanorde in het mensenhart, in onze relaties met elkaar en met Gods schepping. Zo “worden de gelovige leken door God geroepen opdat zij door het uitoefenen van hun functie en geleid door de geest van het Evangelie, mogen werken aan de heiliging van de wereld van binnenuit, als zuurdesem.” [1]

Deze heiligende doeltreffendheid maakt christenen tot een krachtig zuurdesem om de orde in de wereld te herstellen, zodat ze de liefde waarmee ze is geschapen, beter weerspiegelt.

De transformerende kracht van de werking van dit christelijke zuurdesem hangt, in grote mate, af van ieders poging een doelmatige voorbereiding te treffen. Deze moeite moet niet beperkt worden tot de specifieke technische of intellectuele kennis vereist door elke functie. Andere onvervangbare aspecten om een ware menselijke en christelijke ‘bekwaamheid’ te verwerven, hebben een heel directe invloed op de werkplek en de sociale relaties, waar ze van ons werk echt een zaaien van christelijke liefdadigheid maken: hoe we luisteren, begrijpen, met elkaar opschieten, vergeven en om vergeving vragen, en glimlachen.

In de wereld zijn zonder werelds te zijn

Christenen die geroepen zijn tot heiligheid in hun werk, moeten ín de wereld zijn, zonder werelds te zijn. Al streven zij naar succes in hun leven, zij beschouwen dat niet als het allerbelangrijkste. Ze erkennen het bestaan van het kwaad in de wereld, maar raken niet ontmoedigd als ze het tegenkomen. Ze zullen eerder proberen het recht te zetten en nog meer moeite doen om de wereld te zuiveren van zonde. “Je kunt nooit enthousiast genoeg zijn, noch in je werk noch in je poging om de tijdelijke stad te bouwen. Tegelijkertijd echter, als leerlingen van Christus die het vlees met zijn passies en begeerlijkheden beteugeld hebben, streef je ernaar het besef van zonde en edelmoedig herstel levend te houden, in het zicht van het valse optimisme van hen die, vijanden van het kruis van Christus, alles zien in termen van vooruitgang en menselijk streven.[2]

In de wereld zijn, in positieve zin, leidt ertoe dat wij “een contemplatieve geest bezitten temidden van alle menselijke activiteiten… die dit doel realiseren: hoe meer we in de wereld zijn, des te meer moeten we God toebehoren.”[3] Deze ambitie maakt ons niet blind voor problemen in onze omgeving, maar spoort ons aan tot meer durf, de vrucht van een intenser en voortdurende aanwezigheid van God. Omdat we in de wereld zijn en ook in God, kunnen we onszelf niet afsluiten van de wereld om ons heen: “christenen kunnen hun missie in de wereld niet legitiem opgeven, zoals ook de ziel zichzelf niet vrijwillig kan losmaken van het lichaam.”[4] De heilige Jozefmaria verheldert de taak van christelijke burgers als hij ons zegt: “Jullie taak als christen is het om te leren zien hoe Christus’ liefde en vrijheid alle aspecten van het moderne leven doordringen: cultuur en economie, werk en rust, gezinsleven en sociale relaties.”[5]

Volledige blijdschap

Een belangrijke manifestatie van de christelijke - en werkelijk menselijke geest -, is te beseffen dat volledig menselijk geluk níet wordt gevonden in het bezit van aardse goederen maar in vereniging met God. Terwijl de wereldse mens zijn hele hart in de goederen van deze wereld legt, zonder te overwegen dat ze middelen zijn om ons naar de schepper te leiden. Het kan gebeuren, bij het zien van zulke mensen ver van God verwijderd die geluk lijken te vinden in het bezit van begerenswaardige materiële goederen, dat de gedachte opkomt dat eenheid met God niet de enige bron voor volledige blijdschap is. Laten we ons echter niet misleiden! Hun blijdschap is oppervlakkig, instabiel en nooit vrij van angst. Deze mensen zouden onvergelijkbaar veel gelukkiger zijn, zowel in deze wereld als naderhand in de hemel, als ze dicht bij God waren en deze goederen in zijn glorie zouden gebruiken. Hun geluk zou niet langer breekbaar zijn, blootgesteld aan alle omstandigheden, en zij zouden hun angst om hun bezittingen verliezen. Evenmin zou de werkelijkheid van lijden en dood hen verontrusten.

Hoe we luisteren, begrijpen, met elkaar opschieten, vergeven en om vergeving vragen, en glimlachen maken van ons werk echt een zaaien van christelijke liefdadigheid.

De zaligsprekingen in de Bergrede leren ons dat de volheid van geluk, van ware zaligspreking, niet gevonden wordt in de goederen van deze wereld: gezegend zijn de armen van geest, want van hun is het koninkrijk der hemelen. Gezegend zijn zij die treuren, want zij zullen getroost worden. Gezegend zijn de zachtmoedigen… zij die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid… zij die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid… [6]. Het deed de heilige Jozefmaria pijn te zien dat zielen vaak misleid worden: “Er wordt gesproken van een bevrijding die niet van Christus komt. De lessen van Jezus, zijn Bergrede, die zaligsprekingen die een gedicht van goddelijke liefde zijn, worden allemaal genegeerd. Al wat gezocht wordt is een aards geluk dat in deze wereld niet bereikt kan worden.”[7]

Geen obstakel

Desalniettemin, rechtvaardigen de woorden van onze Heer geen negatieve kijk op wereldse goederen, alsof zij duivels zouden zijn, of een hindernis om de hemel te bereiken. Ze zijn geen obstakel, maar eerder het materiaal dat we moeten heiligen. Jezus vroeg ons niet ze te verwerpen. Hij zei dat slechts één ding nodig is [8] voor heiligheid en geluk: God lief te hebben. Wie het aan deze goederen ontbreekt of wie lijdt, moet zich realiseren dat niet alleen de volheid van vreugde in de hemel wordt gevonden, maar dat zij ook in dit leven ‘gezegend’ zijn. Hier kunnen zij een voorproefje van de hemelse vreugde genieten, want lijden, en in het algemeen, het gebrek aan materiële zaken, heeft verlossende waarde als het wordt geaccepteerd uit liefde voor de wil van God onze vader, die alles doet voor ons welzijn.[9]

Lijden, en in het algemeen, het gebrek aan materiële zaken, heeft verlossende waarde als het wordt geaccepteerd uit liefde voor de wil van God onze vader, die alles doet voor ons welzijn.

Streven naar welvaart voor de mensen rondom ons, is God welgevallig. Het is een prachtige manier om tijdelijke omstandigheden te doordringen van liefdadigheid en perfect verenigbaar met de persoonlijke houding van onthechting die onze Heer ons heeft geleerd. Een voorbeeld hiervan vinden we thuis, zoals heilige Jozefmaria zei: “De moeder van een gezin moet ervoor zorgen dat in haar huis sprake is van een minimaal welzijn, een welzijn in verhouding tot de middelen van het gezin, zonder echter de behoeftigen te vergeten. Zodat je, buiten de uitgaven voor je huis, een deel apart zet, afhankelijk van je edelmoedigheid en dat van je echtgenoot, om hen te helpen die niets hebben. Ben je het daarmee eens?”

Als je bezorgd bent over het materiële welzijn van je man, je kinderen of jezelf, beledig je God niet. Want je hebt de plicht, eigen aan het huwelijk, ernaar te streven dat je gezin zich thuis prettig voelt. De moeder van een gezin die zich geen zorgen maakt over materiële dingen thuis en het welzijn van haar gezin, is Jezus onaangenaam.[10]

Lekenmentaliteit, met een priesterlijke ziel

Een kind van God moet een priesterlijke ziel hebben, aangezien hij of zij tot deelgenoot is gemaakt aan het priesterschap van Christus om mét hem te verlossen. Voor de gelovigen van Opus Dei, die geroepen zijn om heiligheid te zoeken midden in de wereld, wordt dit kenmerk gevonden, intrinsiek verbonden met een “lekenmentaliteit”, die ertoe leidt dat men zijn werk en dagelijkse taken efficiënt uitvoert, in overeenstemming met hun immanente wetten, door God gewild.[11]

Vrijheid

Binnen de normen van professionele moraliteit (die als een noodzakelijke voorwaarde met grote zorgvuldigheid in acht moet worden genomen voor de heiliging van het werk), zijn er vele manieren om de menselijke taken in overeenstemming met Gods wil uit te voeren. Binnen de wetten, die aan elke activiteit ten grondslag liggen, en in het brede perspectief dat de christelijke moraal openlegt, bestaan er vele verschillende mogelijkheden, die allemaal geheiligd kunnen worden. Iedereen is vanuit de eigen verantwoordelijkheid vrij hieruit te kiezen, met respect voor andermans vrijheid. Deze onvervreembare vrijheid zorgt ervoor dat elke deelname in het sociale leven, thuis, op het werk, samenlevend met anderen – uniek en onherhaalbaar, exact zoals de reactie van iedere ziel op Gods liefde onherhaalbaar is. We moeten de menselijke familie niet de ware uitoefening van onze vrijheid onthouden, bron van initiatieven ten dienste van anderen ter ere van God. De stichter leerde ons dat dit kenmerkend is voor de geest van Opus Dei. “Vrijheid, mijn kinderen, vrijheid, die de sleutel is tot de lekenmentaliteit die we in Opus Dei allemaal hebben.”[12]

We moeten Liefde koesteren als de vitale impuls in ons leven, aangezien het onmogelijk is werkelijk voor God te werken zonder voortdurend ons innerlijk leven te verdiepen.

Priesterlijke ziel en lekenmentaliteit zijn twee onscheidbare aspecten op de weg naar heiligheid; heilige Jozefmaria: “We moeten altijd en in alles – zowel priesters als leken – een ware priesterlijke ziel en een volledige lekenmentaliteit hebben, zodat we in ons persoonlijk leven de vrijheid kunnen begrijpen en uitoefenen die we genieten in de sfeer van de Kerk en in tijdelijke realiteiten, terwijl we onszelf tegelijkertijd zien als burgers van de stad van God en de stad van mensen.”[13]

Gesprek met God

We hebben deze vereniging in ons eigen leven nodig om in de maatschappij zuurdesem van de christelijke geest te zijn, zodat al ons professionele werk, uitgevoerd met een lekenmentaliteit, doordrongen is van een priesterlijke ziel.

Een duidelijk teken van deze verbintenis is ons gesprek met God; vroomheid, op de eerste plaats, uitgevoerd in een dagelijks plan van spiritueel leven. We moeten Liefde koesteren als de vitale impuls in ons leven, aangezien het onmogelijk is werkelijk voor God te werken zonder voortdurend ons innerlijk leven te verdiepen. De heilige Jozefmaria drong aan: “Als je geen innerlijk leven had toen je je toelegde op je werk, in plaats van het te heiligen, kon met je gebeuren wat met ijzer gebeurt als het roodgloeiend in koud water gedompeld wordt: het verliest zijn hitte. Je moet een vuur hebben dat van binnen komt, dat niet dooft, dat alles ontvlamt wat het aanraakt. Daarom heb ik gezegd dat ik geen werk, geen onderneming, wens als mijn kinderen er niet beter in worden. Ik meet de effectiviteit en waarde van werk af aan de graad van heiligheid verkregen door de instrumenten die het uitvoeren.

Met dezelfde vasthoudendheid waarmee ik jullie eerder uitnodigde om te werken, goed te werken, zonder bang te zijn moe te worden, nodig ik jullie nu uit een innerlijk leven te hebben. Ik zal nooit moe worden het te herhalen: onze normen van vroomheid, ons gebed, komen eerst. Zonde ascetische strijd zal ons leven waardeloos, ineffectief zijn, schapen zonder herder, blinden die de blinden leiden (cf. Mt 9:36; 15:4)."[14]

Opdat het zuurdesem zijn werking niet verliest, heeft het Gods kracht nodig. God is degene die transformeert. Alleen als we met hem verenigd blijven, zijn we waarlijk een zuurdesem van heiligheid. Anders zullen we in de massa van de samenleving opgaan zijn zonder effectief te zijn als zuurdesem. De moeite om voor een dagelijks plan van spiritueel leven te zorgen, zal resulteren in het wonder van Gods omvormende daad: eerst in onszelf, aangezien dit plan een weg naar vereniging met hem is, en dan, als gevolg, in anderen, in de hele maatschappij.

Javier Lopez

[1] Tweede Vaticaans Concilie, dogmatische constitutie Lumen gentium, nr. 31

[2] Heilige Jozefmaria, brief, januari 1, 1959, nr. 19

[3] Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 740

[4] Epistola ad Diognetum, 6

[5] Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 302

[6] Mat 5,3 ff.

[7] Heilige Jozefmaria, notities van een meditatie, december 25, 1972

[8] Luc. 10,42

[9] Vgl. Rom 8,28

[10] Heilige Jozefmaria, notities van bijeenkomst, Caracas, 9 februari 1975

[11] Vgl. Tweede Vaticaans Concilie, pastorale constitutie Gaudium et spes, nr. 36

[12] Heilige Jozefmaria, brief, 29 september 1957, nr. 55

[13] Heilige Jozefmaria, brief, 2 februari 1945, nr. 1

[14] Heilige Jozefmaria, brief, 15 oktober 1945, nrs. 20-21