Dokter Ginés Sánchez Hurtado, universitair hoofddocent dermatologie

“In al die jaren, heb ik tot nu toe nog nooit gezien dat deze afwijkingen, die altijd erger worden, afnemen, of dat ze verdwijnen zonder enige behandeling.”

Dokter Ginés Sánchez

“De beroepsziekte chronische radiodermatitis ontstaat vooral bij artsen en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wegens langdurige blootstelling van de handen tussen het apparaat dat de stralingen uitzendt en dat wat bekeken wordt. Het komt voor bij chirurgen die radioscopieën verrichten – voornamelijk om breuken te zetten – , kinderartsen die hun handen ertussen plaatsen om het kind in de meest geschikte positie te zetten om te kunnen zien wat nodig is, enz.

Deze stralingen veroorzaken in de huid een aantal laesies, zowel in de dermis als in de epidermis. In de arteriën ontstaan onomkeerbare afwijkingen, en tegelijkertijd ontstaat in de huidannexen afwijkingen zoals verlies van het vermogen te zweten, verlies van de beharing en veranderingen in de nagels. Deze veranderingen in de dermis maken dat de dermis de controle verliest over de epidermis en dat er in de epidermis hyperkeratose ontstaat, korsten die infiltreren/doorgroeien in de droge huid en als deze korsten los komen, kan er in de diepte al sprake zijn van een spinocellulair carcinoom.

Deze afwijkingen zijn, zoals ik zeg, altijd in evolutie, en deze evolutie gaat altijd naar een slechtere toestand. De laesies van chronische dermatitis ontwikkelen zich naar spinocellulaire carcinomen met het gevaar van uitzaaiing.

In het jaar 1986 ontmoette ik dokter Nevado omdat een collega dermatoloog, die hem al had gezien vanwege de afwijkingen van chronische radiodermatitis aan met name de linkerhand, hem aan mij voorstelde. Hij maakte gebruik van mijn aanwezigheid en zei tegen mij: - “Zou je niet naar mijn vriend kunnen kijken?” Ik zag dat hij afwijkingen van chronische radiodermatitis had, die al verder ontwikkeld waren, aangezien er op sommige plaatsen duidelijke zweren en geïnfiltreerde hyperkeratose was die wel eens spinocellulaire carcinomen konden zijn.

Ik heb hem na 8 of 10 jaren weer mogen ontmoetten en tot mijn verrassing zag ik dat de laesies van chronische radiodermatitis met atrofie van de huid, veranderingen in beharing, verandering in de nagels en hyperpigmentaties nog steeds aanwezig waren, maar dat er zich geen verdere ontwikkeling had voorgedaan vergeleken met de afwijkingen die ik 8 of 10 jaar geleden al had gezien.

Ik zag ook dat er geen huidtransplantaten of andere interventies waren gedaan ter voorkoming of verwijdering van pre-maligne laesies. Ik durf zelfs te zeggen dat dit ook niet gebeurd was met de beginnende spinocellulaire carcinomen die al 8 tot 10 jaar geleden aanwezig waren.

In al die jaren, heb ik tot nu toe nog nooit gezien dat deze afwijkingen, die altijd erger worden, afnemen, of dat ze verdwijnen zonder enige behandeling. Ik kon zien dat hij geen enkele laesie door electrocoagulatie had, omdat die altijd littekens achterlaten; dat hij geen transplantaten had en geen excisie had ondergaan, maar dat de chronische radiodermatitis nog steeds aanwezig was, en dat de verder ontwikkelde laesies niet meer bestonden.

Zo heeft het zich voorgedaan, en zo heb ik het kenbaar gemaakt en zo vertel ik het om op een of andere manier iets mede te delen wat voor mij onverklaarbaar is. Waarom het gebeurd is weet ik niet; maar feit is dat het gebeurd is.

Badajoz, 24 november 2000