Dokter Isidro Parra, universitair docent dermatologie

“Naar mijn ervaring, die ruim genoeg is met betrekking tot dit soort afwijkingen, is dit een onverwacht en onverklaarbaar beloop: het gewoonlijk beloop van radiodermatitis is chronisch en progressief, met uiteindelijk ontaarding en zeker geen genezing.”

“ Ik ken dokter Manuel Nevado Rey sinds ongeveer 1963, toen ik met de opleiding dermatologie begon. Ik herinner mij dat hij toen al geen haar meer had op de dorsale kant van de vingers van beide handen en dat er enkele gebieden van roodheid (of erytheem) waren. Het waren afwijkingen die gemakkelijk geclassificeerd konden worden als kenmerkend voor langdurige blootstelling aan röntgenstraling, zoals hij mij zelf vertelde. Hij is traumatoloog en heeft gedurende jaren breuken gezet en vreemde lichamen verwijderd onder radioscopische controle. In de jaren dat hij begon te werken (rond 1956), was de radiodiagnostische apparatuur van geringe kwaliteit en waren er weinig beschermingsmaatregelen; omdat er geen goed zicht werd verkregen, moest men de duur van de blootstelling verlengen en het apparaat op de maximale intensiteit instellen.

Gedurende jaren heb ik af en toe – wij zagen elkaar niet vaak: ongeveer éénmaal per jaar – kunnen vaststellen hoe de typische laesies van chronische radiodermatitis op zijn handen met de tijd erger werden, ondanks het feit dat hij op een gegeven moment ophield met het verrichten van operaties die het gebruik van radioscopie vereisten: het betrof keratotische en wratachtige afwijkingen, kleine haarden en verspreid, op beide handruggen, maar vooral de linker, en dan met name aan de zijkanten van de vingers, samen met gebieden van hyperpigmentatie en zweren van verschillende grootte.

De laatste keer dat ik de afwijkingen aan de handen had gezien, is ongeveer een jaar geleden, toen we elkaar bij een reünie van vrienden troffen. Op die dag viel het me op dat, behoudens de afwijkingen die al beschreven zijn en waarvan ik op de hoogte was, er een uitgebreide zweer op de boven- en binnenkant van het middelste kootje van de middelvinger van de linkerhand te zien was; klinisch gezien ging het hier duidelijk om een huidtumor. Met aandrang adviseerde ik hem dat hij de afwijking chirurgisch moest laten weghalen. Hij bekommerde er zich niet echt om en heeft zich niet laten behandelen.

Ik heb hen pas weer gezien en ik heb zijn handen onderzocht. Tot mijn grote verrassing was de afwijking die ik net heb beschreven verdwenen. De overige laesies die er nog waren zijn spontaan verdwenen, zonder specifiek behandeling. Er is begrijpelijkerwijs, wel nog een dunne, droge en atrofische huid overgebleven, maar de afwijkingen zijn volledig hersteld.

Naar mijn mening heeft zich een spontane regressie van de chronische radiodermatitis voorgedaan die dokter Nevado gedurende jaren op de handruggen en de vingers heeft gehad, met een huidtumor (of epidermis carcinoom) en andere afwijkingen met soortgelijke kenmerken. Naar mijn ervaring, die ruim genoeg is met betrekking tot dit soort afwijkingen, is dit een onverwacht en onverklaarbaar beloop: het gewoonlijk beloop van radiodermatitis is chronisch en progressief, met uiteindelijk ontaarding en zeker geen genezing. Ik heb nooit, bij geen enkele gelegenheid, een geval van spontane remissie meegemaakt. Gewoonlijk moet overgegaan worden tot amputatie van de vingers om de huidtumoren te behandelen die met de tijd verschijnen.”

Mérida, 2 juli 1993