Een dienst aan de Kerk

Het Opus Dei is in de Kerk geboren en het bevindt zich in de Kerk om de Kerk te dienen: dat is de reden van zijn bestaan. Een artikel ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van de oprichting van het Opus Dei als Personele Prelatuur.

Ik raad jullie aan een leven van dankzegging te leiden. Alles wat we hebben – of het nu veel is of weinig – hebben we aan de Heer te danken. Het goede komt niet direct uit onszelf. Als er soms iets van hoogmoed in je op komt, richt dan je blik op de hemel, en je zult zien, dat je al het nobele en zuivere in je, aan God te danken hebt. (1)

Met deze woorden van de heilige Jozefmaria bracht Don Álvaro del Portillo, toenmalige prelaat van het Opus Dei, zijn dankbaarheid tot uitdrukking voor de oprichting van het Opus Dei als personele prelatuur door paus Johannes Paulus II (brief van 28 november 1982).

Dankzegging

De oprichting door de paus van de prelatuur van het Heilig Kruis en Opus Dei en de vaststelling van de codex iuris particularis Operis Dei (de statuten van de nieuwe prelatuur, die door de heilige Jozefmaria waren voorbereid) betekenden het einde van de lange weg die het Werk moest afleggen om te komen tot een passende juridische structuur.

Het is een langdurig en complex proces geweest. De Kerk heeft in de loop der tijd verschillende goedkeuringen verleend al naar gelang de ontwikkelingen in het kerkelijk recht daartoe aanleiding gaven. In de woorden van de Stichter, de heilige Jozefmaria: De Heer heeft ons altijd geholpen, om onder verschillende omstandigheden van het leven van de Kerk en van het Werk, een juridische weg te bewandelen die op elk moment van onze geschiedenis – in 1941, 1943 en 1947 – drie voorwaarden vervulde: het was een mogelijke weg, het beantwoordde aan de noden van een groeiend organisme, en het was – binnen de bestaande mogelijkheden – de meest geschikte oplossing, eigenlijk, de minst ongeschikte oplossing, passend bij de realiteit van ons leven.(2)

Deze opvolging van veranderingen is geen bijkomstigheid. Er bestaat een belangrijke reden daarvoor: Onze juridische weg lijkt in de ogen van de mensen kronkelig. Maar vanuit een bovennatuurlijk perspectief zal men met de tijd zien dat er sprake was van een voortdurende vooruitgang [...]. Met Gods dagelijkse voorzienigheid, wordt de weg bewandeld, stap voor stap, totdat de definitieve oplossing is bereikt. Dit alles om het eigen charisma te behouden en om de apostolische doeltreffendheid te versterken.(3)

Het belangrijkste in dit proces is dat de entiteit die het proces ondergaat altijd dezelfde is. Het gaat steeds om een entiteit, een realiteit die reeds in haar hoofdlijnen bestond. Het gaat niet om de opeenvolging van los van elkaar staande gebeurtenissen, maar om een doorlopend juridisch traject. Een bestaande kerkelijke realiteit, met een vast omlijnd karakter, baant zich een weg onder de impuls en leiding van een goddelijk licht dat de heilige Jozefmaria “zag” op 2 oktober 1928. Gaandeweg ontkiemen alle elementen die vanaf het begin aanwezig zijn, totdat uiteindelijk de juiste juridische structuur vorm krijgt.

In bovengenoemde brief uit 1982 voegt Don Álvaro del Portillo toe: We zijn dankbaar niet alleen vanwege deze belangrijke stap, de goedkeuring door de paus van de juridische structuur voor het Opus Dei die onze stichter gewild had. De diepere reden van onze dankbaarheid betreft alles wat deze intense, moeilijke en gelukkige jaren, vol afwachting en eenheid met God voor ons hebben betekend. In nauwe verbondenheid onder elkaar en met onze stichter heeft het Werk gebeden, geleden, gewacht en gewerkt. Dit was een groot goed voor het Opus Dei, en voor de hele Kerk (...). God nam voortdurend het initiatief (...). Ondanks onze persoonlijke zwakheden, liep het Werk in Gods tempo. Onze Vader volgde dat tempo vanaf het begin op een heldhaftige wijze. In eenzaamheid, maar toch in Gods gezelschap, viel hem het zwaarste ten deel. Hij moest de steilste stukken belopen van de hellingen waarover God het Werk heenvoerde. Wij, zijn geestelijke kinderen, volgden hem in onderlinge verbondenheid, maar misschien onbewust van de doornen die bij elke stap dieper staken in zijn hart. (4)

Het zilveren jubileum is voor de gelovigen van de Prelatuur een mooie aanleiding om hun dankbaarheid tot God te hernieuwen.

Een klein stukje van de Kerk

De heilige Jozefmaria beweerde dat met de definitieve juridische structuur ook de Kerk veel goeds ten deel zou vallen. Hij gebruikte daarbij de woorden uit de Bijbel omnia bona pariter cum illa (ontving ik alle andere goede dingen; Wijsh. 7,11. In de laatste jaren is het nog beter zichtbaar dat het Werk in alle opzichten een deel van de Kerk is. (5) De bul Ut sit formuleert dit als volgt: “Met grote hoop richt de Kerk haar moederlijke zorg tot het Opus Dei (…) opdat het altijd een geschikt en werkzaam instrument moge zijn ten behoeve van de heilstaak van de Kerk, ten bate van het leven van de wereld.” (6)

Met deze woorden ziet de paus het Opus Dei als één van “de vele uitdrukkingen van de reddende aanwezigheid van de ene Kerk van Christus.” (7) Het Opus Dei is Kerk; deel van de Kerk. Het is, dankzij de genade van God, aanwezig en actief in een groot aantal bisdommen over de hele wereld door middel van het beroepswerk en het apostolaat van de gelovigen van de prelatuur. In de meest uiteenlopende menselijke activiteiten proberen deze gelovigen in nauwe gemeenschap met de paus en de plaatselijke bisschoppen christelijk leven in te blazen in de maatschappij.

Het Opus Dei is in de Kerk geboren en het bevindt zich in de Kerk om de Kerk te dienen: dat is de reden van zijn bestaan. Het gaat om de dienst van een deel aan het geheel, van een lidmaat aan de andere ledematen. Ieder lidmaat dient de andere door op de eerste plaats de eigen zending te vervullen. Buiten het lichaam is er geen dienst als lidmaat. Zonder gemeenschap met de andere ledematen en met het lichaam als geheel is er van dienst geen sprake. Dat was de geest van de heilige Jozefmaria vanaf het begin van het Opus Dei. Hij drukte dat als volgt uit: De enige ambitie, het enige verlangen van het Opus Dei en van ieder van zijn kinderen is de Kerk dienen, zoals zij gediend wil worden, binnen de specifieke roeping die de Heer ons heeft gegeven.(8) Tot op de laatste dag van zijn leven offerde hij in vereniging met het Misoffer zijn leven op voor de Kerk en voor de paus.

Voor de gelovigen van de prelatuur is de verbondenheid met de prelaat een voorwaarde voor deze dienst aan de gehele Kerk. De dienaar Gods Johannes Paulus II schreef: “Elke christen ontvangt in het H. Doopsel de liefde van God door een uitstorting van de Heilige Geest. De bisschop ontvangt de herderlijke liefde van Christus in zijn hart door het sacrament van het Priesterschap” (9) en “de gemeenschap drukt het wezen van de Kerk uit.” (10) De gelovigen van het Opus Dei, verenigd met de prelaat als eigen herder van de prelatuur, hebben deel aan zijn zending, die als doel heeft gemeenschap tot stand te brengen in en met de gehele Kerk.

Johannes Paulus II nodigde de gelovigen van het Werk uit deze dienst te verlenen door het voorbeeld van de heilige Jozefmaria na te volgen “met openheid van geest en hart, bereid om de locale Kerk te dienen”, zo zullen jullie “bijdragen aan de «spiritualiteit van de gemeenschap», die ik in mijn apostolische brief Novo millennio ineunte geduid heb als één van de belangrijkste doelen van onze tijd.” (11)

Ten dienste van de lokale Kerken

Bij het oprichten van het Werk als personele prelatuur heeft de paus het Werk erkend als een geheel van seculiere priesters en gewone gelovigen, die op internationaal niveau een juridische eenheid vormen van geest, vorming en bestuur, maar die, net zoals de andere gelovigen, de bisschoppen volgen in alles wat betreft de gewone pastorale zorg van de plaatselijke bisschop jegens alle andere leken van zijn Bisdom. (12) Deze opneming in de bisdommen krijgt voor elke gelovige van de prelatuur vorm daar waar zij of hij het eigen beroep uitoefent, in het gezin, onder de vrienden.

In die zin zijn op de prelatuur en haar leden van toepassing de woorden van het kerkelijke document Communionis Notio: “Het pauselijke gezag heeft instellingen en gemeenschappen ingesteld voor specifieke pastorale taken. Deze instellingen en gemeenschappen behoren als zodanig tot de universele kerk, hoewel hun leden ook lid zijn van de particuliere kerken waar zij leven en werken. Het lidmaatschap van de particuliere kerken, met zijn kenmerkende flexibiliteit, kan verschillende juridische vormen aannemen. Maar dit betekent niet dat de eenheid van de particuliere kerken, die op de bisschop steunt, aangetast wordt. Andersom. Het helpt om aan de eenheid een aspect van verscheidenheid te geven dat kenmerkend is voor de communio.” (13)

Tijdens een ontmoeting die tot doel had “de dienst van de prelatuur aan de plaatselijke kerken te versterken”, zei paus Johannes Paulus II tot de deelnemers, daarbij in herinnering roepend dat hijzelf de Prelatuur van het Opus Dei op 28 november 1982 had opgericht: “Op de eerste plaats wil ik benadrukken dat het lidmaatschap van de lekengelovigen van hun eigen lokale kerken en van de prelatuur, waarin zij zijn opgenomen, het de speciale missie van de prelatuur mogelijk maakt om de evangelisatie-inspanningen convergeren met die van de lokale kerk, zoals voorzien door het Tweede Vaticaanse Concilie door de instelling van personele prelaturen. De organische wijze waarop priesters en leken met elkaar samenwerken is een van deze bevoorrechte gebieden waar pastorale activiteiten kunnen opbloeien en worden gesterkt, activiteiten gekenmerkt door de “nieuwe dynamiek” dat ons allen heeft aangemoedigd sinds het Grote Jubileum. In dit verband moeten we het belang voor ogen houden van die “spiritualiteit van gemeenschap” benadrukt in die apostolische brief.” (14)

Deze woorden van Johannes Paulus II zijn ook reden tot dankbaarheid voor het werk dat vele priesters van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis – een vereniging die verbonden is met de prelatuur – verrichten in talloze bisdommen. Vele priesters, lid van de vereniging, maken deel uit van hun eigen bisdom. De vereniging biedt hen de mogelijkheid deel te hebben aan de spiritualiteit van communio waarvan boven sprake was.

Een andere reden tot dankbaarheid is het groeiende besef dat de prelatuur tot de pastorale en hiërarchische structuur van de Kerk behoort. De prelatuur is geïntegreerd in het geheel van de Kerk en in elke plaatselijke Kerk waar de prelatuur werkzaam is. Op deze manier krijgt vorm wat de statuten bepalen over de verhoudingen met de diocesane bisschoppen: “De apostolische activiteit van de prelatuur draagt, conform de eigen aard en doel, bij aan het goed van de lokale Kerken.” (15) De woorden die paus Benedictus XVI richtte tot de huidige prelaat, Mgr. Javier Echevarría, bij gelegenheid van zijn gouden priesterjubileum, zijn als een weerklank van de waardering voor deze dienst van de prelatuur aan de Kerk: “Wanneer je het verlangen naar persoonlijke heiligheid en apostolische ijver van jouw priesters en leken aanmoedigt, zie je niet alleen de kudde groeien die aan jou is toevertrouwd, maar verleen je ook een doeltreffende hulp aan de Kerk in de evangelisatie van de maatschappij.” (16).

Moge de dankzegging van de gelovigen van het Opus Dei het Hart van Maria, Moeder van de Kerk, bereiken. Mogen de gelovigen trouw beantwoorden aan wat God van hen vraagt ten dienste van de Kerk.

Referenties

1. Heilige Jozefmaría, Aantekeningen uit preken, in Álvaro del Portillo, Rendere amabile la verità, Libreria Editrice Vaticana, Vaticaanstad 1995, p. 49.

2. Heilige Jozefmaría, Woorden in een algemene vergadering van het Congreso General Especial, 12-IX-1970, in A. de Fuenmayor, V. Gómez-Iglesias, J.L. Illanes, El itinerario jurídico del Opus Dei, EUNSA, Pamplona 1989, p. 590.

3. Heilige Jozefmaría , Brief 29-XII-1947/14-II-1966, nr. 163, in El itinerario jurídico del Opus Dei, o.c., p. 14.

4. Álvaro del Portillo, Brief 28-XI-1982, nr. 3, in Rendere amabile la verità, o.c., p. 50.

5. Vgl.. P. Rodríguez, F. Ocáriz, J.L. Illanes, El Opus Dei en la Iglesia, Rialp, Madrid 1993, p. 22.

6. Johannes Paulus II, apostolische constitutie Ut sit, 28-XI-1982,

7. Congregatie voor de Geloofsleer, Carta Communionis notio, 28-V-1992, nr. 7.

8. Heilige Jozefmaria, brief 31-V-1943, nr. 1, in El itinerario jurídico del Opus Dei, o.c., p. 382.

9. Johannes Paulus, postsinodale apostolische exhortatie Pastores Gregis, 16-X-2003, nr. 44.

10. Ibidem.

11. Johannes Paulus II, toespraak ter gelegenheid van de heiligverklaring van de heilige Jozefmaria, 7-X-2002.

12. Álvaro del Portillo, brief 8-XII-1981, nr. 7, in Rendere amabile la verità, o.c., p. 43.

13. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Communionis notio, 28-V-1992, nr. 16.

14. Johannes Paulus II, toespraak ter gelegenheid van de internationale studiedagen over de apostolische brief Novo millennio ineunte, 17-III-2001.

15. Statuten, nr. 174, §1, in El itinerario jurídico del Opus Dei, o.c., p. 655.

16. Benedictus XVI, brief ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de priesterwijding van de prelaat van het Opus Dei, 9-VII-2005.

Valentín Gómez-Iglesias