Interview met mgr. Javier Echevarría

De cultuur van vandaag is die van de mens van vandaag, met zijn technische vooruitgang, zijn communicatiemogelijkheden, maar ook met zijn problemen. Hoe moeten we onze identiteit delen en tegelijkertijd met geloof en verstand aan onze toekomst bouwen, waartoe Johannes Paulus II ons aanspoort? Hoe moeten we christen van de 21ste eeuw zijn?

Het cultureel pluralisme vormt voor christenen geen probleem, maar is een feitelijkheid waarmee we als gewone burgers rekening moeten houden. De paus heeft ons bij herhaling aangespoord de nieuwe evangelisatie aan te pakken, ook waar deze de cultuur betreft. Wij hoeven niet bang te zijn.

In zijn brief Novo millennio ineunte zegt hij, dat «in een situatie van uitgesproken cultureel en religieus pluralisme, zoals deze valt waar te nemen in de samenleving van het nieuwe millennium, deze dialoog ook van belang is om te komen tot een stevige basis voor de vrede» (nr. 55). En de paus heeft ook onlangs gezegd, dat de globalisering «niet a priori goed of fout is. Het is precies wat de mensen er van maken. Geen enkel systeem is een doel op zich. Het is noodzakelijk te benadrukken, dat de globalisering, net als elk andere systeem, ten dienste moet staan van de mens, van de solidariteit» (toespraak tot de pauselijke academie voor sociale wetenschappen, 27 april 2001, nr. 2).

Het werkelijke probleem is het egoïstisch individualisme. De paus roept op deze tendens te wijzigen. «Het is het moment van een nieuw beeld van de naastenliefde dat niet zozeer en niet alleen de daadkracht van de verleende hulp bevordert, maar ook de capaciteit deze nabij en solidair met de lijdende mens te doen zijn.» (Apostolische brief Novo millennio ineunte, nr. 50). In deze zin is wat in de huidige wereld gekoesterd moet worden – met de hulp van techniek, wetenschap, kunsten en communicatiemiddelen – de globalisering van de naastenliefde. En er zal geen globale solidariteit zijn zonder persoonlijke solidariteit.

Wij weten, dat u van zeer nabij de maatschappelijke ontwikkelingen volgt die in Colombia plaatsvinden. Dat is ons vaak langs verschillende wegen gebleken. Wij zijn daar heel dankbaar voor. De overgrote meerderheid van de Colombianen is katholiek. Wij weten, dat wij een bijdrage moeten leveren aan de opbouw van een rechtvaardige samenleving. Wat raad u ons aan als hulp bij het oplossen van de ernstige conflicten waaronder het land lijdt?

Ik weet, dat deze situatie jullie bedroeft en dat jullie allemaal op een of andere manier lijden onder de gevolgen. Tegelijkertijd ligt er misschien iets van troost in besloten. Lijdelijkheid tegenover de problemen moet vermeden worden. Onvermoeibaar moet er gezocht worden naar oplossingen voor de conflicten, met hoop en verantwoordelijkheidsgevoel. Ieder moet doen wat hem te doen staat, op de plaats die hij inneemt in de maatschappij en bedenken wat hij persoonlijk kan bijdragen aan het uitbouwen van de vrede. Vrede is immers als een waterrijke rivier die gevoed wordt door een heleboel beekjes en bronnen die allemaal van belang zijn.

Het is noodzakelijk een zeer omvangrijk apostolaat te verrichten ten gunste van de vrede. Een apostolaat dat is opgebouwd uit het gebed, het begrip en de samenwerking van allen. In Rome, en meer nog tijdens de dagen die ik hier in Colombia doorbreng, lijd ik met jullie. Het is niet alleen een Colombiaans probleem, het is een probleem van de hele wereld. Ik bid tot Onze Lieve Vrouw en vraag dat zij voor ons vrede verkrijgt hier op aarde. De prelaatskerk van het Opus Dei, in Rome, draagt als titel Heilige Maria van de Vrede. Achter in de kerk staat een votiefkandelaar met daarop lampen die branden voor onze Moeder in de hemel, opdat zij voor ons van de Heer persoonlijke vrede en vrede voor de hele mensheid verkrijgt. Ik heb besloten, dat een van de kaarsen op deze kandelaar permanent zal branden als een verzoek om vrede in Colombia. Ik raad jullie aan ook je toevlucht te nemen tot de tussenkomst van de zalige Josemaría, een groot vriend en bevorderaar van de vrede; hij wil zo graag vrede voor jullie. Ik zou willen, dat veel mensen hem vragen ons te helpen vrede te brengen in dit schitterende land.

Wat moet naar uw mening de rol van de Universiteit van La Sabana, en van de universiteit in zijn algemeenheid, zijn in deze verwarde wereld?

Mij schiet het antwoord te binnen van de zalige Josemaría op een gelijksoortige vraag, ook in een interview. Hij zei, dat de universiteit geen enkel menselijk probleem uit de weg zou mogen gaan. De universiteit, zei hij, is de geëigende plaats om de nodige kennis te verwerven waarmee vervolgens een bijdrage kan worden geleverd aan de oplossing van de grote maatschappelijke problemen en aan het verdedigen van de grondrechten van de mens. Daarbij moet niet uit het oog verloren worden, dat er meer dan een enkele manier is om maatschappelijke kwesties aan te pakken. Er bestaan verschillende legitieme opties inzake concrete oplossingen die op elk geval apart toegepast kunnen worden. Om zijn rol in de maatschappij binnen de eigen grenzen te vervullen moet de universiteit deze vrijheid stimuleren en respecteren.

Johannes Paulus II zei een paar jaar geleden tot een groep studenten, dat «de Kerk geen plan voor het universitair onderwijs of de maatschappij heeft klaar liggen, maar dat zij een plan voor de mens heeft, voor de nieuwe mens die in genade herboren is» (homilie tot studenten, 5 juni 1979). Daarom dient de universiteit te zorgen dat studenten een integrale vorming ontvangen en tevens, dat zij inzicht krijgen in de grootsheid van dit plan voor de nieuwe in genade herboren mens. Laten zij, als zij het vrij verlangen – en wij moeten het allemaal verlangen –, op vitale, vernieuwende wijze hun eigen weg van geestelijke vernieuwing leren kennen, met de altijd noodzakelijke hulp van de sacramenten. Jullie weten immers, dat wetenschap en geloof hand in hand gaan. Het geloof dat jullie belijden, zal jullie intellectuele werk verlichten en de kennis die jullie verwerven, helpt jullie bij het verdiepen van jullie geloof.

Het belang hechten aan het uiterlijke, het imago, lijkt een belangrijk kenmerk van de huidige maatschappij. De waarheid lijkt iets van de tweede orde en zelfs iets ongemakkelijks, iets ouderwets. De werkelijkheid wordt aanvaard als iets op de koop toe. Niettemin is het duidelijk: zonder de waarheid kunnen wij geen samenhangend leven leiden. Hoe moet je de waarheid ontwikkelen en een mens uit één stuk zijn?

Als studenten hebben jullie de taak de waarheid te zoeken en door te geven. Een christen uit een stuk kan niet leven met leugen en lichtzinnigheid. Daarom vormen gelovigen een ongemak voor een wereld waarin alleen de belangen van macht, geld en uiterlijke rijkdom meetellen. Maar in onze wereld zijn er ook veel mensen – op de een of andere manier eigenlijk allen – die een “heimwee” naar de schone en heldere waarheid voelen: schitterende waarheid zouden wij met een verwijzing naar een encycliek van de paus kunnen zeggen.

Wie verlangt er niet naar het gezelschap van een oprechte vriend die de waarheid zegt, niet egoïstisch is, niet ontrouw is, die in het geval van missers helpt en corrigeert? “De waarheid zeggen met liefde” is een christelijk devies dat de dorst van onze wereld lest.

Uw boek Itinerarios de vida cristiana (Christelijke levensroutes) dat onlangs verscheen, is met opmerkelijk hoge verkoopcijfers ontvangen. Wat is de bijdrage hiervan in een maatschappij als de huidige die soms zo ver van idealen verwijderd lijkt. Welke bijzondere aspecten wilt u met de inhoud benadrukken?

De vrouwen en mannen van vandaag hongeren naar God. De paus heeft dat heel mooi tot uitdrukking gebracht toen hij zei, dat wij aan het begin staan van een nieuwe christelijke lente. We hebben het grote jubileum van het jaar 2000 gevierd, een jaar van werking van de genade door de Menswording van de Zoon van God. Want Jezus Christus is de blijvende nieuwheid waarop onze doeleinden gericht moeten zijn. Ook in de 21ste eeuw laten onze doeleinden zich samenvatten in de christelijke zingeving van het gewone leven. Dat is de kern van de boodschap van de zalige Josemaría. Het boek Itinerarios de vida cristiana, is met name geschreven vanuit mijn persoonlijke ervaring van het gewone leven naast de stichter van het Opus Dei, tussen 1950 en 1975: vijfentwintig jaar zag ik de zalige Josemaría Christus zoeken, met Hem omgaan en Hem liefhebben. Met dit boek heb ik een bijdrage willen leveren aan de herontdekking van het aangezicht van Jezus, waartoe Johannes Paulus II ons tijdens het jubileum de weg heeft gewezen.

Selectie uit Pensamiento y Cultura (Universiteit van La Sabana, Colombia)