Paus Franciscus: hoe word ik de naaste van de ander?

Paus Franciscus wijdde zijn catechese van de algemene audiëntie op 27 april aan de parabel van de barmhartige Samaritaan. Volgens de Paus is de vraag niet: wie is mijn naaste? maar: hoe kan ik de naaste worden van de ander?

Paus Franciscus tijdens de algemene audiëntie op 27 april 2016.

Ga dan en doet gij evenzo

Dierbare broeders en zusters, goedendag!

Vandaag overdenken we de parabel van de barmhartige Samaritaan.

1. Een wetgeleerde stelt Jezus op de proef met deze vraag: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” (Lc. 10, 25). Jezus vraagt hem zelf het antwoord te geven, wat hij perfect doet: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf” (Lc. 10, 27). Jezus besluit met: “Doet dat en ge zult leven” (Lc. 10, 28).

Daarop stelt de man een andere, voor ons zeer waardevolle, vraag: “En wie is mijn naaste?” (Lc. 10, 29), zijn dat “Mijn ouders? Mijn landgenoten? Mijn geloofsgenoten?....” Eigenlijk wil hij een heldere regel om de anderen te kunnen opdelen in 'naaste' en 'vreemde', in zij die naasten kunnen worden en zij die altijd vreemden zullen blijven.

2. En Jezus antwoordt met een parabel over een priester, een leviet en een Samaritaan. De eerste twee zijn verbonden aan de eredienst in de tempel; de derde is volgens de joden een 'ketter', een vreemde, een heiden, onrein, want: een Samaritaan. Op weg van Jeruzalem naar Jericho treffen de priester en de leviet een zwaar gewonde man aan die door rovers is overvallen en beroofd is achtergelaten. In dergelijke omstandigheden voorziet de Wet van de Heer in de verplichting hulp te bieden. Toch lopen priester en leviet voorbij zonder ook maar te stoppen. Ze hadden haast… Misschien heeft de priester op zijn uurwerk gekeken en gezegd: “Ik moet mij haasten, anders kom ik te laat om de Mis op te dragen...”. En de andere: “Ik weet niet of de Wet het mij toestaat; al dat bloed zal mij onrein maken...” Zo gaan ze huns weegs en komen niet dichterbij. Dit is een eerste les van de parabel: wie naar het huis van God gaat en diens barmhartigheid kent, bemint niet automatisch ook zijn naaste. Dat gaat niet vanzelf! Al ken je de Bijbel uit je hoofd en alle regels van de liturgie, al ben je bekend met heel de theologie, uit kennen volgt niet automatisch beminnen: beminnen is een andere weg, er is méér dan verstand alleen voor nodig. De priester en de leviet zien, maar leven niet mee; zien, maar grijpen niet in. Dat is niet genoeg. Er bestaat geen ware godsdienst als die zich niet vertaalt in dienst aan de naaste. Laten we dat nooit vergeten! Met het lijden van zoveel mensen voor ogen, uitgeput door honger, geweld en onrecht, kunnen we geen toeschouwers blijven. Want het lijden van de mens miskennen betekent God miskennen! Als ik niet dicht bij de lijdende mens kom, bij die man, die vrouw, dat kind, die bejaarde, dan nader ik niet tot God.

Wie naar het huis van God gaat en diens barmhartigheid kent,
bemint niet automatisch ook zijn naaste.

3. Laat ons teruggaan naar de kern van de parabel: de Samaritaan, precies die verachtte man, hij op wie niemand wat zou verwedden, die ook zijn verplichtingen had en zijn zaken te behartigen, wanneer hij die gewonde ziet, loopt niet langs, zoals de twee andere die aan de Tempel verbonden waren, maar “hij zag hem en kreeg medelijden” (Lc. 10, 33), dat wil zeggen: zijn hart, zijn binnenste is geschokt! Dat is het verschil. De twee andere 'zagen', maar hun hart bleef gesloten, koud. Daarentegen bewoog het hart van de Samaritaan mee met het hart van God. Want, medelijden is een wezenlijk kenmerk van de barmhartigheid van God. God heeft medelijden met ons. Wat wil dat zeggen? Lijdt met ons mee, Hij voelt ons lijden. Medelijden betekent 'lijden met'. Het werkwoord wijst op de bewogenheid en de onrust van binnen bij het zien van het lijden van een mens. In de gebaren en daden van de barmhartige Samaritaan herkennen we het barmhartige optreden van God in heel de heilsgeschiedenis. Het is hetzelfde medelijden waarmee God elk van ons tegemoet komt; Hij loopt ons niet voorbij, Hij kent onze pijnen, Hij weet hoeveel hulp en troost we nodig hebben. Hij komt dicht bij ons en laat ons nooit alleen. Ieder van ons kan zich de vraag stellen en in zijn hart beantwoorden: “Geloof ik dat? Geloof ik dat de Heer medelijden met mij heeft, met mij zoals ik ben, zondaar, met problemen en zorgen?” Denk daaraan en het antwoord is: “Ja!”. Iedereen moet in zijn eigen hart kijken en nagaan of hij gelooft in het medelijden van God; de goede God die ons nabij komt, ons geneest, ons liefkoost. En als we Hem afwijzen, wacht Hij: Hij is geduldig en staat ons altijd terzijde.

Er bestaat geen ware godsdienst
als die zich niet vertaalt in dienst aan de naaste.

De Samaritaan is barmhartig: hij verbindt de wonden, brengt hem naar de herberg, zorgt persoonlijk voor hem en voorziet in zijn financiële bijstand. Zo leren we dat medelijden niet bij een gevoel hoeft te blijven en dat je tot actie kunt overgaan: voor de ander zorgen, zo nodig daadwerkelijk én financieel. Het betekent je voor de ander inzetten en alle noodzakelijke stappen zetten om hem nabij te komen en je met hem te vereenzelvigen: “Gij zult uw naaste beminnen gelijk uzelf”. Dat is het gebod van de Heer.

4. Na de parabel keert Jezus de vraag van de wetgeleerde om: Wie van deze drie lijkt u de naaste te zijn van de man die in handen van de rovers is gevallen?” (Lc. 10, 36). Het antwoord luidt ondubbelzinnig: ”Die hem barmhartigheid betoond heeft” (Lc. 10, 37). Bij het begin van de parabel waren de priester en de leviet de naaste van de zwaar gewonde; aan het einde is de Samaritaan zijn naaste; letterlijk. Jezus draait de blikrichting om: men moet de anderen niet categoriseren naar naaste of niet-naaste. Al wie je in zijn nood ontmoet is je naaste, die je hulp en aandacht nodig heeft en die je kunt helpen.

5. Deze parabel is een schitterend geschenk aan ons allen én een opdracht! Tot ieder van ons zegt Jezus wat hij aan de wetgeleerde zei: “Ga dan en doet gij evenzo” (Lc. 10, 37). Allen zijn we geroepen om de weg van de barmhartige Samaritaan, het evenbeeld van Jezus, te gaan: Jezus buigt zich over ons, is onze dienaar geworden en heeft ons gered opdat ook wij elkaar zouden beminnen, dienen en redden zoals Hij ons heeft liefgehad.

Vertaling: rkdocumenten.nl