Van basketballer tot kardinaal

Met de creatie tot kardinaal van Juan Luis Cipriani, op 22 februari door Johannes Paulus II, zijn verschillende records gebroken. Niet alleen omdat hij de eerste van het Opus Dei afkomstige kardinaal is, maar ook omdat voor het eerst een speler van een nationaal basketbalteam de kardinaalshoed ontvangt.

Cipriani was in zijn jonge jaren een succesvol basketballer.

Tegenover persbureau Zenit laat de kardinaal uit Lima de belangrijkste gebeurtenissen uit zijn leven de revue passeren: vanaf het moment dat hij zijn priesterroeping ontdekte - hij speelde toen in het nationale basketbalteam van Peru - tot zijn confrontatie met president Fujimori in de periode dat het land een van de ernstigste corruptieschandalen meemaakte.

Hoe bent u ertoe gekomen het basketbalveld en uw carrière als ingenieur opzij te zetten om Christus in het priesterschap te volgen?

"Ik denk dat het in de eerste plaats komt door mijn familie. Wij zijn met elf broers en zussen. Mijn vader was arts en mijn moeder huisvrouw. Ik kan mij talloze gebeurtenissen uit het dagelijks leven herinneren. Wanneer wij 's avonds naar bed gingen, kwam mijn moeder ieder van ons helpen Jezus te danken en onze dag aan Hem op te dragen. Mijn vader was KNO-chirurg. Uit hoofde van zijn beroep legde hij een grote zorg voor anderen aan de dag en een verlangen hen te helpen.

Ik ben naar school gegaan bij de zusters van het Onbevlekt Hart van Maria, religieuzen uit de Verenigde Staten. Ik kan me een non herinneren die, wanneer we op school aankwamen, op een bankje zat om met ieder van ons te praten over wat voor onderwerp dan ook. Nu, bijna vijftig jaar later, kan ik mij - hoewel ik veel dingen ben vergeten - haar nog perfect herinneren. Waarom? Ik weet het niet. Misschien heeft zij door haar goedheid, haar toewijding, haar sporen achtergelaten.

Mgr. Cipriani trad in 1997 op als bemiddelaar bij de gijzeling door het 'Lichtend Pad' van personeel van de Japanse ambassade.

Daarna ben ik naar de school van Onze Lieve Vrouw gegaan, van de marianisten, waar ik twee grote vrienden had. De eerste was de basketbaltrainer, pater Heil, die met zijn 82 jaar nog steeds leeft; de andere was de voetbaltrainer, broeder Mark, die ook nog in leven is. Ik heb altijd veel van sport gehouden. Ook zij hebben hun sporen achtergelaten. Beiden hebben mij de sportieve instelling meegegeven te strijden, optimistisch te zijn, en te trainen. Nadien ging ik naar de Nationale Technische Universiteit en begon daar met basketbal."

U werd speler van het nationaal basketbalteam van Peru, dat eerste werd in het kampioenschap van Barranquilla, Colombia, in 1961. U speelde zes jaar in de nationale selectie tot eind jaren '60 en won daarmee belangrijke trofeeën in Zuid-Amerika. Kan men zeggen dat u op het basketbalveld uw roeping hebt ontdekt?

"Al deze gebeurtenissen werkte in op mijn ziel. Ik weet het niet. God zal het wel weten. Toen ik achttien werd, vroeg een priester van het Opus Dei mij of ik ooit gedacht had aan de mogelijkheid God na te volgen. Ik antwoordde van wel, maar ik moet zeggen dat ik het nooit serieus had overwogen. We waren thuis gewoon katholiek. Ik had een zekere werkdiscipline meegekregen. Toen hij mij deze vraag stelde, realiseerde ik mij voor het eerst wat dat inhield. Ik moet toegeven dat ik de genade heb ontvangen nooit bang te zijn wanneer God mij vroeg een stap verder te zetten.

Op die manier kwam God steeds bij mij langs wanneer hij wilde en klopte aan de deur. Vaak vroeg ik mij af: waarom sloot ik mij aan bij het Opus Dei? Ik weet het niet. De roepstem was zeker helder, maar ik heb het niet van te voren uitgeplozen.

Hoe ik priester ben geworden? Dat weet ik ook niet. En bisschop? En nu kardinaal? Ik kan wel antwoorden geven, maar in feite zijn die er niet. Het is geen opsomming van calculaties: Wat haal ik eruit? Wat verlies ik ermee? Hoe zal het worden? Ik heb dat nooit overwogen."

Wat heeft u van de sport geleerd dat van pas komt in uw huidige functie?

"Allereerst geloof ik dat ik door de sport de gave van God heb ontvangen op een makkelijke manier met mensen in contact te komen. Ik ga heel gemakkelijk om met mensen van alle leeftijden, ongeacht afkomst en positie. Sport helpt je barrières te verwijderen. Dit heeft mij veel geholpen in mijn priesterschap.

Op de tweede plaats kun je zeggen dat je in de sport als team functioneert. Je wint niet in je eentje, maar als ploeg. Ik heb dan vooral gebasketbald. En dat brengt je tot het inzicht dat je je noodzakelijkerwijs moet organiseren. Ieder moet het beste van zichzelf geven. Het is niet de aanvoerder die het plan uitvoert. Hij is degene die de condities schept, opdat iedereen het beste uit zichzelf haalt. Hij loopt niet met de vaandel voorop. Dit is ook heel belangrijk in het priesterschap en in het bisschopsambt.

Ten derde is het, zoals in de sport, heel belangrijk dat je in weet te zetten. Het leven is voor iemand die vandaag de dag loyaal aan de Kerk wil zijn, een echte strijd. We kunnen niet zeggen dat de Kerk tegenwoordig voor succes staat - integendeel. De paus zegt het heel treffend: we kunnen niet de populariteit zoeken als de leer van de Kerk impopulair is. Deze strijd, net zoals in de sport, is iets dagelijks. De Heer wil dat de Kerk en haar herders in deze wereld nooit het licht van de hoop verliezen door angst."

Peru, het land waarvan u de primaat bent, heeft een van de ernstigste institutionele crises uit haar geschiedenis doorgemaakt. Op door de tv uitgezonden videobeelden kon de wereld zien hoe Vladimiro Montesinos, vertrouweling van president Alberto Fujimori en hoofd van de Nationale Veiligheidsdienst, een parlementslid met geld omkocht. Andere video's toonden aan dat dit geval alleen maar het topje van de ijsberg was.

"Dit alles dwong Fujimori af te treden en het land te verlaten. Een paar dagen geleden ontving Johannes Paulus II de nieuwe ambassadeur van Peru bij de Heilige Stoel. De paus zei dat wanneer een democratie zijn waarden verliest, deze eindigt in totalitarisme. Peru is hiervan het bewijs.

Ik hou er niet van in de eerste persoon te spreken, maar ongeveer drie jaar geleden, toen het dagblad El Comercio mij een vraag stelde over Vladimiro Montesinos, antwoordde ik dat ik er trots op was hem niet te kennen. Trots omdat ik vanaf het eerste ogenblik aanvoelde dat hij een vreemd, obscuur iemand was.

Ik denk dat de oorzaak van dit alles - en ik signaleerde dit ook op 28 juli, toen president Alberto Fujimori opnieuw aantrad - een 'immens obscure en verstikkende controlemacht' was. Wanneer men het respect voor de waardigheid van de persoon verliest, zoals wij nu gezien hebben, dan zal de schending van de rechtvaardigheid een gewone zaak worden. Het is echter te simpel de schuld af te schuiven op alleen Montesinos of Fujimori, of op een of andere rechter. We moeten naar de fundamenten van het leven gaan, van de moraal, naar het respect voor de persoon, naar liefde en waarheid."

U lijkt niet op de kardinaal Cipriani, die door sommige media ervan werd beschuldigd aan de kant van Alberto Fujimori te staan.

"Nu Fujimori gevallen is, heeft men een soort karikatuur willen creëren, alsof monseigneur Cipriani een deel van het systeem was. Ik heb tot 1999 nauwe contacten met de president gehad als aartsbisschop van Ayacucho, waar de wieg stond van de terroristische beweging Lichtend Pad. Toen bij de bevolking de sterke wens leefde een einde aan het terrorisme te maken, zag ik mijzelf geplaatst in het centrum van dat probleem. In dat kader hebben Fujimori en ik elkaar vaak gezien en gesproken over de manier waarop er een vreedzame oplossing zou kunnen komen.

Kijk maar in de archieven. Daar kan men voldoende vinden om zich te realiseren dat ik hem nooit een blanco cheque heb gegeven. Ik heb gedaan wat de Kerk ook in andere landen doet: proberen een hartelijke relatie te onderhouden. Ik ben juist een van zijn scherpste tegenstanders geweest in bijvoorbeeld zijn campagne tegen het gezin, die onder andere neerkwam op massale sterilisatieprogramma's en geboortecontrole. Ik ben ook degene geweest die hem het meest heeft bekritiseerd toen Montesinos werd aangenomen. Als deze karikatuur wordt gemaakt, dan is dat om het imago van monseigneur Cipriani te beschadigen."

Wat is de rol van de Kerk in de crisis van Peru?

"Ik denk dat tegenwoordig de Kerk vrijwel de enige instelling is die op een of andere manier de situatie in Peru kan verlichten. De Kerk is bezig de basis te leggen voor een morele grondslag, een fundament van geloofwaardigheid, dat ons in staat te stelt uit deze crisis te komen. Zoals de paus zegt: het belangrijkste is de waarden die gebaseerd zijn op eensgezindheid en wederzijds respect weer terug te krijgen, opdat het optimisme weer kan opbloeien."

Het kardinalencollege waarin u benoemd bent, heeft een record gebroken: daaruit is het grootste aantal kardinalen uit Latijns-Amerika tevoorschijn gekomen. Is er iets aan het veranderen in de katholieke Kerk? Moet Amerika niet een nieuw leiderschap in de Kerk gaan vervullen, wanneer Europa niet in staat lijkt zichzelf te bevrijden uit de greep van het materialisme en secularisme?

"Ik denk dat de vraag is: wat wil God van deze tijd? Ik weet niet of de Europese missionarissen uit de zestiende eeuw zich bewust waren van wat ze deden toen zij Amerika voor het eerst evangeliseerden; iets geweldigs met overvloedige vruchten op alle niveaus.

Op dezelfde wijze weet ik niet in hoeverre Amerika zich bewust is van de ommekeer die het maakt naar een continent van hoop. Ik geloof dat de kracht van Amerika niet moet komen van cultureel, politiek of economische zijde. Ik denk dat Amerika een directer en authentieker geloof heeft, weliswaar met een grote behoefte aan leerstellige vorming, maar het is tegelijk een spontaner, vrijer en directer geloof.

Wat het kardinalencollege betreft, volgens mij geeft het op een wat redelijkere manier de getalsmatige en historische realiteit weer. Daarom - met groot respect voor Europa, waar de Kerk aangevallen wordt door het secularisme waarover u sprak - denk ik dat in Latijns-Amerika, dat minder economische middelen heeft en minder cultuur, het secularisme minder wapens heeft om de volksreligiositeit aan te vallen. Toch moeten we er niet teveel betekenis aan hechten." Over Lima, mijn woonplaats, kan ik u vertellen dat er afgelopen jaar 26 jongeren naar het seminarie zijn gegaan; hun gemiddelde leeftijd is 22 à 23 jaar. Dit jaar zijn het er 32 of 33. Ik ga ervan uit dat, als deze lijn zich voortzet, wij ons binnen enkele jaren verplicht zien priesters naar Europa te sturen."

Hoe ziet u de toekomst van het christendom in de komende jaren?

"Boven alles geloof ik dat de roepingen voor een herder de ziel van de Kerk zijn. Ik denk dat de Heer ons vraagt van wal te steken en de netten uit te werpen, zoals de paus in Novo Millennio Ineunte zegt. Dit is volgens mij een heel krachtige oproep die geen nadere uitleg behoeft. Gebed en vertrouwen op de Heer zijn hard nodig om onder jongeren roepingen tot het priesterschap te zoeken.

Ik ben inderdaad de eerste kardinaal van het Opus Dei, maar ik denk niet dat ik gekozen ben omdat ik van het Opus Dei ben, maar eerder omdat ik aartsbisschop van Lima en primaat van Peru ben, en dat is al vijftig jaar een kardinaalszetel. Waar ik echter ook aan wil herinneren, is de universele roeping tot heiligheid van het Tweede Vaticaans Concilie. De grote meerderheid van de katholieken, 99 procent van de Kerk, bestaat uit gewone mensen. Ik denk dat de 21e eeuw een revolutie van de lekengelovigen zal laten zien, maar geen revolutie tegen iets of iemand. De Kerk zal altijd sacramenteel en hiërarchisch blijven. En de sacramenten zullen altijd sacramenten zijn zoals de Kerk die altijd heeft voorgehouden.

Ik denk dat de Kerk vandaag de dag is aangewezen op 'handen die ver reiken'; noem ze journalisten, politici, artiesten, mensen van de straat, eenvoudig, rijk, zwart, blank en gekleurd. We leven in een wereld van radicale veranderingen. Daarin lijkt het mij absoluut ondenkbaar dat we ons niet bewust zijn van de noodzaak heilig te zijn midden in de wereld.

Monseigneur Josemaría Escrivá (de stichter van het Opus Dei, red.) is een pionier van deze spiritualiteit. We kunnen natuurlijk niet pretenderen dat deze roeping exclusief is. Van belang is dat we ons ervan bewust zijn in de wereld een zending te hebben: God boven alles beminnen, het eeuwig geluk zoeken, maar door het werk, de sport, het gezin, de cultuur, door vrienden, de jeugd en de ouderen. En dit kan, zoals de op sommige plaatsen al zien, een werkelijke revolutie worden."

Katholiek Nieuwsblad