“De vergiffenis danken we aan Gods barmhartigheid”

Je schrijft me dat je tenslotte bent gaan biechten en dat je de vernedering hebt gevoeld om het riool van je leven - zoals je het noemt - open te moeten maken ten overstaan van - een man. Wanneer zal je die ijdele achting die je voor jezelf voelt er nu eens uittrekken? Dan zal je blij zijn om je bij de biecht te tonen zoals je bent, tegenover die gewijde - man - een andere Christus, Christus zelf! - die je de absolutie geeft, de vergiffenis van God. (De Voor, 45)

Vader, hoe kunt u zoveel vuiligheid verdragen?, vroeg je me na een rouwmoedige biecht. - Ik zweeg en dacht: als je nederigheid je ertoe brengt jezelf zo te zien, als vuil, een grote hoop vuil, dan kunnen we van al je ellende nog iets groots maken.
De Weg, 605

Hoe weinig liefde tot God heb je, als je zonder slag of stoot toegeeft, omdat het geen zware zonde is!
De Weg, 328

Je bent weer in je oude dwaasheden teruggevallen! - En als je dan terugkeert, voel je weinig vreugde omdat je niet nederig bent.
Het lijkt wel alsof je in je hoofd hebt gezet dat het tweede deel van de parabel van de verloren zoon niet bestaat, en je blijft nog steeds hangen aan het zielige geluk van de wilde eikels. Omdat je trots zich door je zwakheid gekrenkt voelt, kun je er niet toe besluiten om vergiffenis te vragen en besef je niet dat, als je je vernedert, je de hartelijke ontvangst van je Vader God te wachten staat, het feest voor je thuiskomst en voor je nieuwe begin.
De Voor, 65

Ontvang berichten per e-mail

email