“Het nieuwe gebod van de liefde”

De Heer hield zoveel van de mensen, dat Hij vlees geworden is en onze menselijke natuur aannam. Hij wilde dagelijks in contact zijn met armen en rijken, met rechtvaardigen en zondaars, met jongeren en ouderen, met heidenen en joden. Hij sprak met iedereen: met mensen die veel van Hem hielden, maar ook met hen die alleen maar probeerden zijn woorden te verdraaien om Hem te kunnen veroordelen. Probeer jij je te gedragen als de Heer? (De Smidse, 558)

Hoe begrijpelijk zijn het ongeduld, de angsten en de onrustige verlangens van de mensen die een ziel hebben die van nature christelijk is (vgl. Tertullianus, Apologeticus, 17 [PL 1, 375]), en die zich daarom niet neerleggen bij de individuele en sociale onrechtvaardigheid waartoe het menselijk hart in staat is. De mensen leven al eeuwenlang samen en er ligt nog steeds veel haat, vernietiging en fanatisme opgehoopt in ogen die niet willen zien en in harten die niet willen liefhebben.
De rijkdommen van de aarde zijn verdeeld onder een klein aantal mensen en de cultuurgoederen zijn voorbehouden aan een kleine kring. Daarbuiten heerst honger naar brood en kennis. Daar zijn mensenlevens die heilig zijn omdat ze van God komen en die eenvoudigweg worden behandeld als dingen, als statistische gegevens. Ik begrijp en deel dat ongeduld, een ongeduld dat voor mij een stimulans is om naar Christus te kijken die ons blijft vragen om het nieuwe gebod van de liefde in praktijk te brengen.
(...)

We moeten Christus herkennen in onze broeders en zusters, de mensen. In hen komt Christus ons tegemoet. Een menselijk leven is geen geïsoleerd leven, het is vervlochten met dat van anderen. Geen mens is als een vers dat op zichzelf staat, we maken allen deel uit van het goddelijk gedicht dat God schrijft met de medewerking van onze vrijheid.

Christus komt langs, 111)

Ontvang berichten per e-mail

email