Brief van de prelaat (april 2014)

De prelaat dringt er op aan om ons goed op de Goede Week voor te bereiden, om gebruik te maken van het sacrament van de biecht en ook anderen te helpen om te gaan biechten.

Brief van de prelaat (april 2014) - pdf

Geliefde kinderen, moge Jezus jullie bewaren!

Laten we, nu we dichter bij de Goede Week komen, proberen een groter verlangen te krijgen om ons zo goed mogelijk op deze dagen voor te bereiden. Wij gaan de centrale gebeurtenissen van de verlossing herdenken en beleven. Laten we onze inspanning verdubbelen om ons persoonlijk te bekeren zoals eigen is aan de Veertigdagentijd.

De paus spoort ons in zijn vastenboodschap van dit jaar aan om te overwegen dat Jezus, wanneer Hij het water van de Jordaan ingaat en zich door Johannes de Doper laat dopen, dat niet doet omdat Hij boete, bekering nodig heeft. Hij doet het om midden onder de mensen te zijn die vergiffenis nodig hebben, om onder ons zondaars te zijn en de last van onze zonden te dragen. Dit is de weg die Hij heeft gekozen om ons te troosten, te redden en van onze ellende te bevrijden.[1]

De Heer is op aarde gekomen om ons te genezen van onze armoede, die zich in heel verschillende vormen manifesteert. Behalve op de materiële armoede, waar veel mensen onder te lijden hebben, legt de paus de nadruk op veel ernstigere vormen van ellende die het gevolg zijn van de verwijdering van God: de morele ellende en de geestelijke ellende. De eerste blijkt uit het feit dat veel mensen, vooral jongeren, aan een ernstige verslaving lijden; in feite zijn zij slaaf van alcohol, drugs, games, pornografie. Dit leidt tot een angstvolle droefheid in de verslaafden zelf en in hun families, die niet weten wat ze kunnen doen om hen te helpen. Deze vorm van ellende, die deze mensen ook economisch ruïneert, gaat altijd gepaard met de geestelijke ellende die ons overvalt wanneer wij ons van God verwijderen en zijn liefde verwerpen. Als we denken dat we God, die ons in Christus de hand reikt, niet nodig hebben, omdat we vinden dat we onszelf genoeg zijn, zijn we onderweg naar de mislukking. God is de enige die werkelijk redt en bevrijdt.[2]

Wij mogen niet vergeten dat we, ook met onze persoonlijke strijd, met ons leven, aan deze mensen de weg moeten tonen – dat zal altijd nodig zijn – om de vreugde en de vrede terug te vinden. Deze weg loopt via de toevlucht tot het sacrament van boete en bekering. Laten wij proberen onze persoonlijke gesteltenis te verbeteren als wij naderen tot dit heilsmiddel dat door Jezus Christus is ingesteld, en laten we anderen vertellen hoe ze profijt kunnen hebben van de goddelijke barmhartigheid.

Dit is het ware tegengif tegen de geestelijke ellende: de christen is in elk milieu geroepen om de bevrijdende boodschap te brengen dat er vergiffenis voor het begane kwaad bestaat, dat God groter is dan onze zonde en ons om niet bemint, altijd, en dat wij gemaakt zijn voor de gemeenschap met Hem en voor het eeuwig leven. De Heer nodigt ons uit deze boodschap van barmhartigheid en hoop met vreugde te verkondigen! Het is prachtig de vreugde te ervaren van de verspreiding van dit goede nieuws, de schat te delen die ons is toevertrouwd, om de bedroefde harten te troosten en hoop te geven aan zo veel broeders en zusters die ondergedompeld zijn in leegte. Het gaat erom Jezus te volgen en te handelen zoals Hij, die de armen en zondaars is komen zoeken zoals de herder het verloren schaap, en dat heeft Hij vol liefde gedaan. Verenigd met Hem hebben wij de kracht om nieuwe wegen van evangelisatie en menselijke vooruitgang te openen.[3]

Sint Paulus heeft er bij de christenen op aangedrongen zich met Onze Heer Jezus Christus te bekleden.[4] En, zo schreef de heilige Jozefmaria, juist in het sacrament van de boete bekleden wij, jij en ik, ons met Jezus Christus en zijn verdiensten.[5] Op basis van zijn voorbeeld en zijn woorden, heeft don Álvaro eveneens aangedrongen op de noodzaak ons met fijngevoeligheid voor te bereiden op het ontvangen van dit sacrament. Hij leefde in de overtuiging dat de mensen de ingevingen van de Heer, die allen tot heiligheid roept, zullen horen als ze zich, geleid door God, inspannen om – met inzet en met vrede – de paden van de genade te bewandelen. «Daarom – voegde hij toe – is het apostolaat van de biecht van bijzonder belang. Alleen de zielen die in vriendschap met de Heer leven, een vriendschap die gebaseerd is op de gave van de heiligmakende genade, kunnen de uitnodiging voelen die Jezus Christus tot ons richt: wie Mijn volgeling wil zijn... (Mt 16, 24)».[6]

Nu de Goede Week al dichtbij is, kunnen wij bezien hoe we dit middel tot heiliging persoonlijk hebben benut, hoe wij het onder onze bekenden aan het verspreiden zijn, hoe wij het in de loop van het jaar verzorgen. De naderende heiligverklaring van Johannes Paulus II herinnert me eraan hoe vaak deze heilige paus heeft opgemerkt dat de gelovigen van de Prelatuur van het Opus Dei het charisma van de biecht hebben ontvangen: een speciale genade van God om veel zielen tot deze rechtbank van barmhartigheid en vergeving te doen naderen en zo de christelijke vreugde terug te doen vinden. Laten we moeite blijven doen om steeds onze toevlucht te nemen tot de vergeving van God en de vriendschap met Hem niet te verliezen.

Naarmate Pasen dichterbij kwam bereidde don Álvaro zich er intensiever op voor om het paastriduüm goed te benutten. Bij gelegenheid heeft hij ons gezegd: «We moeten proberen een deelnemer méér te zijn door, innig verbonden in overgave en gevoelens, de verschillende stappen van het Lijden van de Meester te beleven; door onze Heer en de allerheiligste Maagd Maria bij die verschrikkelijke gebeurtenissen met ons hart en ons hoofd te vergezellen. Toen deze gebeurtenissen plaatsvonden waren wij niet afwezig, want onze Heer heeft voor de zonden van iedereen van ons geleden en is daarvoor gestorven. Vraag aan de Allerheiligste Drie-eenheid de genade om dieper door te dringen in de pijn die ieder van ons bij Jezus heeft teweeggebracht, om zo de gewoonte van het berouw te verkrijgen die diep geworteld was in het leven van onze heilige stichter en die hem tot een heldhaftige graad van liefde bracht.»[7]

Don Álvaro was logischerwijze onder de indruk van de liturgie van Witte Donderdag. Vol hoop en vreugde – ook menselijk gezien – overwoog hij de overgave van Christus voor de Kerk, voor iedere ziel, die tot uiting kwam in de instelling van de Eucharistie en het priesterschap. Hij bezocht de rustaltaren met de bedoeling het offer bij uitstek van Jezus te overwegen en zich eigen te maken. Hij bracht graag een bezoek aan de kerken waar de Eucharistie met de grootst mogelijke feestelijkheid werd uitgesteld, ook in het verlangen om God met een betere voorbereiding steeds weer in zijn ziel te ontvangen.

Hij heeft heel vaak opgemerkt dat de lezingen van de verschillende liturgische plechtigheden van deze dagen hem ontroerden, in het bijzonder de geschiedenis van het Lijden volgens Johannes. Hij heeft de lezing en overweging van het Lijden van de Heer en de aanbidding van het Heilig Kruis altijd aanbevolen. Hij deed uitgebreid gebed met de Klaagzangen van Goede Vrijdag en het Exsúltet, de jubelzang van de Paaswake.

Als teken van dankbaarheid en hoop kuste hij vaak het kruisbeeld dat hij in zijn zak bij zich droeg of op zijn werktafel legde. Laten wij Jezus met de echte genegenheid van verliefde mensen behandelen, zoals don Álvaro dat heeft gedaan op advies van onze Vader: Je kruisbeeld. – Als christen zou je altijd je kruisbeeld bij je moeten dragen. En het op je werktafel leggen. En het kussen als je gaat slapen en als je opstaat; en als je arme lichaam in opstand komt tegen je ziel, kus het dan ook.[8] Ik heb de ervaring dat deze handelwijze op anderen heeft doorgewerkt, die hem vol oprechte vroomheid en christelijke natuurlijkheid in deze uitingen zijn gaan navolgen.

De herinneringen aan de eerste opvolger van de heilige Jozefmaria kunnen ons juist in het jaar van zijn zaligverklaring goed van pas komen om een stap vooruit te zetten in onze persoonlijke vroomheid. En nu door ons er concreet op voor te bereiden de Goede Week met liefde en dankbaarheid te beleven. «Laten we de gebeurtenissen van die dagen grondig en rustig overwegen. Laten we Jezus beschouwen in de Hof van Olijven, laten we kijken hoe Hij in het gebed de kracht zoekt om het hoofd te bieden aan het verschrikkelijke lijden waarvan Hij weet dat het dichtbij komt. Op die momenten had zijn Allerheiligste Mensheid behoefte aan de fysieke en geestelijke nabijheid van zijn vrienden. En de apostelen laten Hem alleen: Simon! Slaap je? Kun je dan niet één uur waken? (Mc 14, 37). Dat zegt Hij ook tegen jou en mij die Hem zo vaak verzekerd hebben, zoals Petrus, dat wij bereid waren om Hem tot de dood toe te volgen en Hem desondanks alleen laten en in slaap vallen.

Wij moeten deze persoonlijke ontrouw betreuren en ook die van de anderen, en we dienen te overwegen dat wij de Heer, misschien dagelijks, in de steek laten, wanneer wij de vervulling van onze verplichtingen in ons beroep en ons apostolaat verwaarlozen; wanneer onze vroomheid oppervlakkig en leeg is; wanneer we ons rechtvaardigen omdat we menselijk gezien de lasten en de vermoeidheid voelen; wanneer ons het goddelijke hoopvolle verlangen ontbreekt om, hoewel lichaam en ziel zich hiertegen verzetten, mee te werken aan de wil van God».[9]

Don Álvaro heeft in de school van de heilige Jozefmaria geleerd het lijden van de Heer te overwegen. Daardoor heeft hij ons, zoals ik heb geschreven, aangespoord ons steeds meer in het evangelie in te leven als iemand die daar aanwezig is, door de scènes die wij beschouwen om te zetten in persoonlijk gebed. Zo zal in onze ziel het krachtige verlangen opkomen tot eerherstel, met een groot hart, voor de zonden van de hele mensheid en niet alleen voor onze eigen fouten. «Bij het beschouwen van het Lijden – zo vertrouwde hij ons in een brief toe – komt spontaan het verlangen in de ziel op om eerherstel te doen, om de Heer te troosten, zijn pijn te verzachten. Jezus lijdt voor de zonden van iedereen, en in onze tijd spannen de mensen zich met een trieste koppigheid in om hun Schepper ernstig te beledigen.

»Laten we het besluit nemen om veel eerherstel te doen. Hebben jullie niet allen het verlangen om onze Geliefde veel vreugde te bezorgen? Jullie begrijpen toch zeker dat een fout van ons – hoe klein ook – voor Jezus heel pijnlijk is? Daarom dring ik erop aan dat jullie in veel dingen het kleine naar waarde schatten, dat jullie verfijnen in de kleine dingen, en dat jullie echt bang zijn om in sleur te vervallen. God heeft ons heel veel gegeven, en liefde wordt met liefde beantwoord! Ik richt me tot Jezus terwijl ik Hem beschouw op het kruishout en ik smeek Hem dat Hij voor ons de gave verkrijgt om onze sacramentele biecht berouwvoller te doen zijn. Want Hij is, zoals onze Vader leerde, nog steeds, sinds twintig eeuwen, op dat hout aanwezig en het wordt tijd dat wij ons daar plaatsen. Ik smeek ook dat Hij in ons dat vurig verlangen vergroot om meer mensen naar de biecht te brengen.»[10]

Aan het begin van de Paasweek zullen wij met dankbaarheid aan de verjaardag van de eerste heilige Communie van de heilige Jozefmaria denken. Dat was op 23 april 1912. Hoe vaak heeft Jezus sindsdien onder de gedaante van brood tot de dag van zijn overgang naar de hemel, in het hart en de ziel gewoond van deze goede en trouwe dienaar die onze stichter was! God heeft hem met een stortvloed aan genaden voorbereid op de zending die Hij hem in de schoot van de Kerk ging toevertrouwen. Daarna zal op de 27ste de heiligverklaring van Johannes XXIII en Johannes Paulus II plaatsvinden. Op die dag zal onze dankzegging ten hemel opstijgen, doordrenkt van de vreugde twee nieuwe voorsprekers te hebben die, toen ze op aarde waren, het Opus Dei kenden en ervan hielden.

Blijf de Heer elke dag mijn intenties voorleggen, in het bijzonder tijdens het heilig Misoffer. Daar zijn jullie allen altijd aanwezig, met de Kerk, met de hele mensheid. En laten we blijven bidden voor degenen die zich van onze Heilige Moeder de Kerk verwijderen of haar aanvallen – en van hen houden omdat ze het nodig hebben –, en ook voor degenen die vijandig staan tegenover het Werk en de apostolaatswerken.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 april 2014


1. Paus Franciscus, Boodschap voor de Veertigdagentijd, 26-12-2013.

2.Ibid.

3. Ibid.

4. Vgl. Rom. 13, 14.

5. Heilige Jozefmaria,De Weg, nr. 310.

6. Don Álvaro, Brief, 1-12-1993 (“Familiebrieven”, III, nr. 272).

7. Don Álvaro,Brief, 1- 4-1987 (“Familiebrieven”, I, nr. 295).

8. Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 302.

9. Don Álvaro, Brief, 1-4-1987 (“Familiebrieven”, I, nr. 296).

10.Don Álvaro, Brief, 1-4-1987 (“Familiebrieven”, I, nr. 298).

________________________________________________________________

Copyright © Prælatura Sanctae Crucis et Operis Dei