Brief van de prelaat (augustus 2014)

De prelaat nodigt ons uit te strijden om de dagelijkse schermutselingen te overwinnen. Deze extra inspanning is een training om ook in de laatste strijd te overwinnen, die ons de poorten van de eeuwige vreugde zal openen.

Mijn geliefde kinderen, moge Jezus jullie behoeden!

Ik schrijf jullie vanuit Centraal Amerika, tijdens mijn pastorale reis door zes landen waar het werk van het Opus Dei gevestigd is. En ik begrijp dat onze Vader zei: als ik aan het Werk denk, ben ik daarvan ‘ondersteboven’.

Het eerste wat in mijn hart opkomt is dan ook een diepe dankbaarheid jegens God voor de apostolische vruchten in deze zeer geliefde landen. Van Guatemala tot Panama zie ik met iedereen een prachtige bloei van geestelijk leven, wat tot uiting komt in het leven van personen van alle rassen en vele talen, want in deze landen worden er behalve Spaans verscheidene inheemse talen gesproken. Bij de beschouwing van dit panorama herinnerde ik mij ook een uitdrukking die de heilige Jozefmaria ontelbare malen heeft herhaald: Er is maar één ras op de wereld: het ras van de kinderen van God. We moeten daarom allemaal dezelfde taal spreken, (…) de taal waarin Jezus met zijn Vader sprak, de taal waarin je bidt, de taal van het hoofd en het hart. Het is de taal van contemplatieve zielen.[1] Want Jezus – heeft onze Vader in een andere homilie uiteengezet – is gekomen om aan alle mensen de vrede, de blijde boodschap en het leven te brengen. Niet alleen aan de rijken, en niet alleen aan de armen. Niet alleen aan de geleerden, ook niet alleen aan de ongeletterden, neen, aan allen. Aan al onze broeders en zusters, want dat zijn wij omdat wij kinderen zijn van dezelfde Vader, kinderen van God.[2]

Ik zal nog een week in dit prachtige deel van de wereld doorbrengen. Blijven jullie me met gebed en verstervingen begeleiden, met het opdragen van jullie beroepswerk en van de momenten van ontspanning waarvan velen van jullie deze dagen genieten. Op deze manier zullen de geestelijke vruchten overvloedig zijn. Bid altijd voor de paus en verenig je in deze maand op een bijzondere manier met hem tijdens zijn reis naar Korea, waar veel katholieken en niet weinig personen van goede wil hem verwachten.

Zoals ik gewend ben jullie rond deze dagen in herinnering te brengen, is de maand augustus rijk aan mariale feesten. Tussen de 2e, de gedachtenis van Onze Lieve Vrouw van de Engelen en de 22e, het feest van de heilige Maagd Maria Koningin, zullen we de kerkwijding van de basiliek van Maria de Meerdere (Maria van de sneeuw op 5 augustus) vieren, en bovenal het hoogfeest van de Tenhemelopneming van Maria met lichaam en ziel. Deze dag zullen wij, heel verenigd met de heilige Jozefmaria, don Álvaro en alle gelovigen van het Werk die God al genieten, weer de toewijding van het Opus Dei aan het allerzoetst en onbevlekt Hart van Maria doen, die onze stichter voor de eerste keer op 15 augustus 1951 in Loreto heeft gedaan.

In de liturgie van deze dag laat de lezing uit de Apocalyps ons een vrouw zien bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren, in strijd met de helse draak die het kind van haar schoot wil verslinden.[3] Dit beeld stelt op de eerste plaats de Kerk voor, die van de ene kant glorierijk, triomferend verschijnt en van de andere kant met lijden.Zo is de Kerk inderdaad, heeft paus Franciscus in een homilie gezegd. Terwijl ze in de hemel reeds deel heeft aan de glorie van haar Heer, leeft ze in de geschiedenis voortdurend in beproevingen en uitdagingen die de strijd tussen God en de Boze, de vijand van altijd met zich meebrengt.[4] We kunnen van deze scène een eerste heel duidelijke les leren: wij moeten zonder ophouden strijden om in ons dagelijks leven trouw aan God ons pad naar de heiligheid te volgen. De heilige Jozefmaria heeft, bijna aan het eind van zijn aardse pelgrimstocht, als samenvatting van zijn antwoord aan God geschreven: dit is onze bestemming op aarde: tot het laatste moment strijden, uit liefde. Deo gratias![5]Zonder deze dagelijkse strijd – waarin er overwinningen en ook nederlagen zijn, waaruit wij kunnen opstaan door het sacrament van boete en bekering – zouden wij hoogmoedig zijn. Om in deze strijd te overwinnen of direct opnieuw te beginnen als we af en toe zijn overwonnen, kunnen wij op de genade van God rekenen en op de hulp van vele voorsprekers, op de eerste plaats van de allerheiligste Maagd Maria.

Auxilium christianorum! Hulp van de christenen, zo bidt de litanie van Loreto met vertrouwen. Heb je wel eens geprobeerd om dat schietgebedje in tijden van moeilijkheden te herhalen? Als je het met vertrouwen doet, met de tederheid van een dochter of van een zoon, zul je de doeltreffendheid constateren van de tussenkomst van je Moeder, de heilige Maagd, die je naar de overwinning zal leiden.[6]

Ook Maria heeft tijdens haar leven op aarde moeilijkheden en harde beproevingen gekend. Maar zij heeft in haar hart het fiat! dat zij in Nazareth had uitgesproken altijd levend gehouden waardoor zij God op ieder moment trouw is geweest. «Van helderheid naar helderheid – schreef don Álvaro –, van genade naar nog meer genade, zonder zich ook maar ergens door te laten tegenhouden, ging Maria steeds verder vooruit in haar vereniging met God, tot de unieke en schitterende gebeurtenis plaatsvond die de Kerk op 15 augustus viert».[7]

De vrouw uit de Apocalyps is ook een beeld van de Allerheiligste Maagd Maria. Zoals de Kerk, heeft ook Maria in zekere zin deel aan deze tweevoudige situatie. Zij is natuurlijk voorgoed in de glorie van de hemel binnengegaan. Maar dat betekent niet dat zij ver weg is, van ons gescheiden. Maria begeleidt ons juist, zij strijdt samen met ons, zij steunt de christenen in de strijd tegen de krachten van het kwaad. Het gebed met Maria, vooral de rozenkrans (…), heeft ook dit ‘wedstrijdkarakter’, dat wil zeggen het karakter van strijd, een gebed dat steun biedt in de strijd tegen de Boze en zijn handlangers.[8]

Laten we ook naar andere aanbevelingen van don Álvaro kijken die voortkwamen uit zijn grote liefde voor Maria en uit het voorbeeld van onze stichter. «We moeten strijden, mijn kinderen, als wij niet verslagen willen worden door de vijand van God en van onze ziel. Wij zijn verzekerd van alle hulp van de genade en van de oppermachtige voorspraak van de Moeder van God. We mogen niet bang zijn. Wat we moeten doen is onze toevlucht nemen tot de Heer en de middelen gebruiken die de Kerk ons biedt: het gebed, de versterving, het veelvuldig ontvangen van de sacramenten van de Boete en van de Eucharistie. Laten wij Jezus zeggen dat wij trouw willen zijn. En tot Maria: mijn Moeder, ik wil uw Zoon trouw zijn en daarvoor reken ik op uw voorspraak. De Heer kan niet anders dan naar U luisteren».[9]

Het grote feest van de Tenhemelopneming biedt ons de mogelijkheid Onze Lieve Vrouw een mooi cadeau te geven: het voornemen van een hernieuwde trouw aan de christelijke roeping die ieder van ons heeft ontvangen, toegespitst op een vastbeslotener, veeleisender bekering in wat ons van God scheidt of kan verwijderen. Laten we daartoe ons gewetensonderzoek zo goed mogelijk doen, vooral voor de Biecht. Het is goed om Maria te vragen «dat wij van God en voor God weten te zijn, dat wij Hem kunnen antwoorden met een fiat! dat het onderscheidingsteken is dat ons eigen is».[10]

Ik ben er getuige van geweest hoe don Álvaro, in zijn gesprekken met kleine of grote groepen mensen, aanmoedigde om te proberen – met de hulp van God – in de dagelijkse schermutselingen te overwinnen. Hoewel deze inspanning normaliter bij kleine dingen blijft – details van liefde jegens de naaste, het goed benutten van onze tijd, ieder werk goed afmaken… –, moeten wij ons bij deze gevechten extra inspannen als training om de laatste strijd te winnen, die ons de poorten van de eeuwige vreugde zal openen.

Don Álvaro was zich heel bewust van het onderricht dat de heilige Jozefmaria ons altijd, en met een bijzondere aandrang in zijn laatste levensjaren, heeft voorgehouden. In de oorlog – zei onze stichter – kan men een, twee of drie veldslagen verliezen… In feite maakt dat niet uit, áls we de laatste maar winnen, de beslissende. In het innerlijk leven – dat ook oorlog en strijd is, zoals we net hebben gezegd – is het beter geen enkel gevecht te verliezen, omdat we niet weten wanneer we zullen sterven. Kinderen, jongeren en personen in de kracht van hun leven gaan van hier heen. En vaak blijven ouderen jaren en jaren leven… Maar niemand weet wanneer hij God rekenschap moet afleggen van zijn leven.

Omdat degene die de laatste strijd verliest dus de oorlog verliest, moeten wewanneer wij met deze gevechten bezig zijn die alleen God onze Heer en ieder van ons zelf kent (… )midden in een van deze gevechten bedenken: dit kan het laatste zijn en ik wil niet zo stom zijn om heel mijn leven nutteloos te maken door één gevecht te verliezen.

Dus strijden, mijn kinderen, strijden! Leert het de andere mensen, want zo zullen ze gelukkig zijn: dat is de weg.[11]

Don Álvaro werd het niet moe te herhalen dat de Heer alles kan en dat Hij ons vraagt te werken zonder angst voor mislukking. Met woorden van sint Paulusvroeg hij zich vaak af:Si Deus pro nobis, quis contra nos?[12], als God voor ons is, wie is dan tegen ons? En hij had het geregeld over de strijd van David tegen Goliath die de Schrift ons vertelt.[13] Hij overwoog de wanverhouding die er bestond tussen de wapens van beide strijders: Goliath was gewapend met een lans, schild en harnas, terwijl David alleen kon rekenen op zijn herdersslinger en een paar stenen die hij uit de beek had opgeraapt. Toch kwam David als overwinnaar uit de strijd te voorschijn, omdat hij volledig vertrouwd had op de macht van God en niet op zijn eigen krachten.

Het evangelie van het hoogfeest van de Tenhemelopneming bevat de lofzang van het Magnificat, dat ons over de hoop spreekt. Het is de deugd van degene die, terwijl hij het conflict, de dagelijkse strijd tussen het leven en de dood, tussen het goede en het kwade ervaart, gelooft in de verrijzenis van Christus, in de overwinning van de liefde. (…) De lofzang van Maria, het Magnificat, is de zang van de hoop, de zang van het volk van God dat onderweg is door de geschiedenis (…).

Deze lofzang is bijzonder intens op plaatsen waar het Lichaam van Christus vandaag de dag de Passie ondergaat. Waar het Kruis is, is er voor ons christenen hoop, altijd. Als er geen hoop is, zijn wij geen christenen. Daarom zeg ik graag: laat je niet beroven van de hoop. Ze mogen jullie niet beroven van de hoop, want deze kracht is een genade, een gave van God die ons vooruit doet gaan met onze blik gericht op de hemel. En Maria is daar altijd aanwezig, dicht bij deze gemeenschappen, bij deze broeders van ons. Ze vergezelt hen, ze lijdt met hen, en ze zingt met hen het Magnificat van de hoop.[14]

Deze woorden zetten ons ertoe aan te bidden voor de mensen die in verschillende delen van de wereld vanwege hun geloof lijden of vervolgd worden. We mogen ze niet alleen laten! Met ons gebed en onze offers kunnen wij hen, al zijn wij fysiek ver van hen verwijderd, helpen, hen sterken bij hun verdriet, dankzij de gemeenschap van de heiligen die ons verenigt in het Mystiek Lichaam van Christus dat de Kerk is.

Ik wil niet voorbijgaan aan het andere mariale feest dat wij de 22e van deze maand vieren: Maria Koningin en Heerseres over hemel en aarde. «Ik stel me deze kroning voor – heeft don Álvaro gezegd – alsof de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, de Allerheiligste Drie-eenheid, nóg meer bezit zou nemen van de Koningin van de engelen en heiligen: een bezit, zo groots, dat het als het ware een explosie van licht moest zijn, zodat de Allerheiligste Maagd Maria – met haar heiligheid, met haar schoonheid, met haar pracht – boven alle anderen werd verheven, opdat die haar zouden loven, eren en met meer kracht zouden beminnen.»[15]

Wij zullen dit gelukzalige doel bereiken, als we trouw blijven aan onze christelijke roeping. Met dwalingen en vergissingen – ik heb er al op gewezen – maar vastbesloten om zo vaak als nodig weer op te staan door onze toevlucht te nemen tot de Biecht, door ons met Christus in de Eucharistie te verenigen en met een vertrouwvol beroep op onze Moeder in de hemel. « Ons leven op aarde zal eindigen in de eeuwige glorie, als wij in staat zijn over dit prachtige pad van de heiliging van het gewone werk te gaan dat Jezus, onze Heer, en zijn gezegende Moeder voor ons geopend hebben door hun jaren in Nazareth, en dat onze zeer geliefde en heilige stichter met zoveel verve wist te volgen.»[16]

De 31e zal ik twee broers van jullie, geassocieerden, in Torreciudad tot priester wijden: het is weer een gelegenheid om de eenheid van heel het Werk ten dienste van onze Moeder de heilige Kerk te versterken.

Over minder dan twee maanden is de zaligverklaring van onze zeer geliefde don Álvaro. Ik moedig jullie aan te bezien hoe jullie werk hebben gemaakt van de suggesties die ik jullie in de loop van deze tijd heb gedaan, met de edelmoedigheid en vrijheid die je ziel je ingeeft: wij moeten ons allemaal met inzet op deze genadetijd voorbereiden.

Ik weet dat velen van jullie om heel diverse redenen niet fysiek in Madrid zullen kunnen zijn: ziekte, hoge leeftijd, beroepswerk dat je niet voor een paar dagen kunt achterlaten, gebrek aan economische middelen voor de reis… Toch zullen jullie allemaal zeer aanwezig zijn bij deze ceremonie, en ook bij de ceremonies die vervolgens in Rome plaatsvinden. Jullie gebed, het opofferen van jullie moeilijkheden, de geestelijke eenheid met de gelovigen, medewerkers en vrienden van het Werk die de zaligverklaring zullen bijwonen, zullen er heel doeltreffend aan bijdragen dat de Heer zijn genade overvloedig over de zielen uitstort.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

San José de Costa Rica, 1 augustus 2014


1. Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 13.

2. Ibid., nr. 106.

3. Vgl. Apoc. 12, 1-6.

4. Paus Franciscus, Homilie, 15-8-2013.

5. Heilige Jozefmaria, handgeschreven notitie, 31-12-1971.

6. Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 180.

7. Don Álvaro,, Brief, 1-8-1993 (“familiebrieven”, III, nr. 258).

8. Paus Franciscus,, Homilie, 15-8-2013.

9. Don Álvaro,, Homilie op het Hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, 15-8-1989.

10. Don Álvaro, Homilie, 8-9-1976.

11. Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een familiebijeenkomst, 8-4-1972.

12. Rom., 8, 31.

13. Vgl. 1 Sam. 17, 39-51.

14. Paus Franciscus, Homilie, 15-8-2013.

15. Don Álvaro, Homilie, 8-9-1976.

16. Don Álvaro, Brief, 1-8-1993 (“familiebrieven”, III, nr. 258).