Brief van de prelaat (februari 2011)

"De nabijheid van God leidt onherroepelijk tot de nabijheid van anderen, ver weg of dichtbij". Dit is een van de conclusies van de prelaat van het Opus Dei in deze maandelijkse brief.

Mijn beminde kinderen: Jezus beware mij mijn dochters en zonen!

Met grote vreugde hebben we samen met ontelbare kinderen van de Kerk en andere personen uit de gehele wereld, het bericht van de zaligverklaring, aanstaande 1 mei, van de dienaar Gods Johannes Paulus II ontvangen. Deze dag, liturgische gedachtenis van heilige Jozef arbeider, valt dit jaar samen met de tweede zondag van Pasen die gewijd is aan de Goddelijke Barmhartigheid. Deze onvergetelijke Paus had hiertoe veel devotie.

De beste manier, bedacht ik me, om de Drie-eenheid te bedanken voor dit nieuwe geschenk aan de Kerk en de mensheid kan als volgt worden samengevat: dat we met hernieuwde impuls, vol vreugde, de weg weer oppakken van de heiligheid in de gewone omstandigheden van het leven, die we van de heilige Jozefmaria hebben geleerd. Johannes Paulus II heeft dit in de apostolische brief over het nieuwe millennium aangewezen als de belangrijkste uitdaging die gericht is tot alle christenen zonder uitzondering. Dit volmaaktheidideaal, zei hij, mag niet verkeerd worden opgevat, alsof het een uitzonderlijke manier van leven zou veronderstellen die slechts voor enkele 'genieën' in de heiligheid haalbaar zou zijn. De wegen naar de heiligheid zijn veelvuldig en op de maat van ieders roeping. (…) Het wordt tijd om opnieuw aan allen vastberaden de 'hoge waarde' van het dagelijkse christelijke leven voor te houden: heel het leven van de kerkelijke gemeenschap en van christelijke families moet zich in deze richting ontwikkelen (Johannes Paulus II, Apostolische brief, Novo Millennio ineunte, 6-I-2001, n. 31). En hetzelfde idee gaf hij tot uitdrukking in de Bul van de heiligverklaring van onze Vader door hem te definiëren als de heilige van het gewone leven (Johannes Paulus II, Litteræ decretales voor de heiligverklaring van Jozefmaria Escrivá, 6-10-2002).

De liturgie van de komende zondagen van de Tijd door het jaar, waarin we het vijfde hoofdstuk van het evangelie van de heilige Matteus lezen, geeft gehoor aan deze dringende noodzaak. Twee dagen geleden werd de passage van de zaligsprekingen verkondigd, waarmee de Bergrede begint; en de daaropvolgende zondagen luisteren we naar de gevolgen van deze roeping tot heiligheid, die de Heer voorhoudt door aan allen te laten zien dat zijn leer tot de volheid van de Wet leidt die God op de berg Sinai aan Mozes overhandigd had. Aan het eind van het hoofdstuk vat Hij zijn leer als volgt samen: Weest dus volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is (Mt,5,48).

Zonder Jezus Christus zouden we niet naar dit doel kunnen dingen: zonder Mij kunt gij niets doen (Joh 15, 5), staat er nauwkeurig in het evangelie van Johannes geschreven. Ieder afzonderlijk moet vrij meewerken en zich openstellen voor de genade van de Heilige Geest die ons met name bereikt door de sacramenten, door middel van waarneembare tekens die de goedheid en wijsheid van de Heer heeft ingesteld om tot zijn schepselen te naderen. God is geen God ver weg, te ver weg en te groot om zich met de kleine wederwaardigheden van ons bezig te houden, zei Benedictus XVI en hij vervolgde:Omdat Hij groot is, kan Hij zich ook inlaten met de kleine dingen. Omdat Hij groot is, is de ziel van de mens - dezelfde mens, die vanwege de eeuwige Liefde geschapen is - niet klein, echter zij is groot en waardig voor Zijn liefde (Benedictus XVI, Homilie tijdens de H. Mis in Cena Domini, 13-4-2006). Daarna, verwijzende naar de angstige reacties ten opzichte van de goddelijke heiligheid waarvan men leest in het Oude Testament, voegt de Paus toe, dat vanaf het moment dat de Messias naar de aarde is gekomen, de heiligheid van God niet alleen een gloeiende macht is waarvoor we schrikken en terugdeinzen; zij is de macht van Liefde, en daarom een reinigende en heiligmakende macht (Benedictus XVI, Homilie tijdens de H. Mis in Cena Domini, 13-4-2006).

Het feest van Maria Lichtmis dat we morgen, 2 februari, gelijk met de Opdracht van Jezus in de Tempel vieren, spreekt ons juist over de noodzaak ons te zuiveren van de zonden, een eerste en onvoorwaardelijke stap om het pad van de heiligheid te kunnen bewandelen. Deze scène uit het evangelie wordt overwogen in het vierde Blijde Geheim van de rozenkrans. De heilige Jozefmaria heeft ons geleerd dit te beschouwen door ons uit te nodigen deze episode van het leven van Maria binnen te gaan. We herinneren dat onze Vader, na de vertelling van de heilige Lucas te hebben vermeld, schrijft: En deze keer ben jij het, mijn vriend, die de kooi met duiven draagt. - Besef je het? Zij - de Onbevlekte! - onderwerpt zich aan de Wet, alsof Zij onrein is. Zul jij, dwaas kind, van dit voorbeeld leren dat je de heilige Wet van God moet vervullen, ook al kost het je nog zoveel offers? Zuivering! Jij en ik, wij hebben wél zuivering nodig! - Boetedoening, en meer dan boetdoening: Liefde. - Een liefde die als een gloeiend ijzer het vuil uit onze ziel wegbrandt; die met goddelijke vlammen de ellende van ons hart in brand steekt(H. Jozefmaria, De Heilige Rozenkrans, het vierde Blijde Geheim).

Er zijn meer dan twintig eeuwen voorbij gegaan vanaf de verlossende Menswording van de Zoon van God, maar helaas blijft de zonde aanwezig in de wereld. Hoewel Christus de zonde heeft overwonnen door zijn dood aan het kruis en zijn glorievolle verrijzenis, is de toepassing van deze oneindige verdiensten ook afhankelijk van onze medewerking. Geschapen naar het beeld en de gelijkenis met God, moet ieder zich inzetten om zich de verdiensten van de Verlosser eigen te maken door met Hem mee te werken in de toepassing van de verlossing. Hij verwacht deze dienst met name van ons die wensen Hem van dichtbij te volgen in zijn heilige Kerk, middel en instrument voor de verlossing van de gehele mensheid. Doe je je best alles te verwijderen wat je van God verwijdert? Bevorder je elke dag de ijver om een grotere intimiteit met Hem te verkrijgen?

De ervaring van de zonde mag ons daarom niet laten twijfelen aan onze taak. Zeker, onze zonden kunnen het moeilijk maken Christus te herkennen. Daarom moeten wij tegen onze eigen armzaligheid vechten en zuivering zoeken. Dit echter in het bewustzijn dat God ons geen absolute zege over het kwaad in dit leven beloofd heeft, maar strijd van ons verlangt. Sufficit tibi gratia mea(2 Kor. 12, 9): mijn genade is u voldoende, was het antwoord van de Heer aan Paulus die Hem vroeg, bevrijd te worden van de vernederende angel. De macht van God openbaart zich in onze zwakheid en drijft ons tot de strijd tegen onze zwakheden, ofschoon wij weten dat wij op aarde nooit een volledige overwinning zullen behalen. Het christelijk leven is een voortdurend beginnen en opnieuw beginnen, een dagelijkse vernieuwing(H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 144).

Laten we proberen doeltreffend te strijden tegen de zonden en haar gevolgen in ons persoonlijk leven, door werkelijk berouwvol tot de sacramentele biecht te naderen, met de gepaste regelmaat, wetende dat dit sacrament van de goddelijke barmhartigheid door onze Heer niet slechts is ingesteld om de zware zonden te vergeven maar ook om onze zielen te sterken op het uur van het gevecht tegen de vijanden van onze heiliging. Zo openbaart Christus zich, niet ondanks onze ellende maar in zekere zin dóór onze ellende, door het leven van zwakke mensen. Hij openbaart zich in onze pogingen om beter te worden, een liefde te verwezenlijken die probeert zuiver te zijn, ons egoïsme te beheersen en ons helemaal toe te wijden aan de anderen door van ons leven een voortdurende dienst te maken(H. Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 144).

Jaren geleden, aan het begin van zijn pontificaat, waarschuwde Benedictus XVI tegen een tegenwoordig vaak voorkomende verkeerde gedachtegang, namelijk te menen dat de vrijheid om nee [tegen God] te zeggen; af te dwalen naar de duisternis van de zonde, en op eigen gezag te handelen, deel uitmaakt van het ware mens-zijn en dat men alleen zo ten volste kan genieten van de gehele omvang en diepte van het mens zijn, en alleen zo werkelijk onszelf kunnen zijn. En dat we deze vrijheid op de proef moeten stellen, zelfs tegen God om werkelijk onszelf te kunnen worden. In één woord, zei de Paus, denken we uiteindelijk dat het kwaad goed is en dat we het, tenminste een beetje nodig hebben om de volheid van het zijn te kunnen ervaren (Benedictus XVI, Homilie op het hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria, 8-12-2005).

Het bedrieglijke van deze redenering, die soms ook opkomt in de gedachten van degenen die de wil van God wensen te vervullen, wordt duidelijk als we een blik werpen op de wereld die ons omringt. Daarom verklaarde de paus: we kunnen zien dat het niet zo is, oftewel, dat het kwaad altijd vergiftigt, het verheft de mens niet maar verzwakt en vernedert hem. Het kwaad maakt de mens niet groter, zuiverder of rijker maar het beschadigt en verkleint hem (Benedictus XVI, Homilie op het hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria, 8-12-2005).

In deze context krijgt de liturgische gedachtenis van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, die we op de 11e vieren, een speciale betekenis. In die uithoek van de Pyreneeën, nadat de heilige Maria vele malen aan een meisje was verschenen, en haar opdroeg te bidden en te laten bidden voor de zondaars, verklaart de Vrouw haar identiteit: Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis. Dit wil zeggen het schepsel dat door een bijzonder goddelijk privilege, om de waardige Moeder van God te worden, vanaf het eerste moment van haar ontvangenis gevrijwaard is van de erfzonde en elke vlek van de persoonlijke zonde. Laten we zo’n grote Voorspreekster, die ons met barmhartigheid aankijkt, smeken dat Zij over de wereld, die de verlossing zo nodig heeft, overvloedige genade uitstort die haar Zoon voor ons heeft verdiend.

De inzet om altijd in staat van genade van God te leven, verwijdert de christen niet van zijn broeders de mensen. Het maakt hem daarentegen gevoeliger voor de geestelijke en materiële noden van de anderen, het verleent hem een goed hart, in staat om begaan te zijn met de anderen en zich weg te schenken voor allen en ieder afzonderlijk. De nabijheid van God leidt onherroepelijk tot de nabijheid van de anderen, ver weg of dichtbij. We zien dit in Maria. Het feit dat Zij volledig is opgenomen in God, is er de reden van dat Zij ook zo dicht bij de mensen staat. Daarom kan Zij de Moeder zijn van alle troost, van elke hulp. Een Moeder tot wie allen, in welke nood dan ook, zich durven te wenden in hun zwakheid en zonde, omdat Zij alles begrijpt en voor allen de open kracht is naar de creatieve goedheid (Benedictus XVI, Homilie op het hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria, 8-12-2005).

Deze overwegingen kunnen ons helpen om de genade, meer en beter te benutten, die de Maagd Maria ook nu, bij het aflopen van het mariale jaar, ruimschoots uitdeelt. Het loopt af op de 14e, verjaardag van twee ingrepen van God in de geschiedenis van het Werk. Tijdens de eerste liet Hij de heilige Jozefmaria zien dat het Opus Dei ook voor vrouwen was, tijdens de tweede toonde Hij hem hoe de eerste priesters van het Werk geïncarneerd konden worden. Laten we ons voorbereiden opdat onze dankzegging tot God, door Zijn barmhartigheid, uit een vernederd en verbrijzeld (Ps 50 [51], 19) hart voortkomt: goed gezuiverd door de vruchtbare ontvangst van het sacrament van de verzoening. Laten we de raad van de heilige Jozefmaria tot ons nemen: Vraag aan Jezus om een liefde als een louterend vuur, waardoor je arme vlees - je arme hart - wordt verteerd en van alle aardse zwakheden wordt gereinigd - En dat het, eenmaal ontledigd van jezelf, van Hem vervuld zal raken. Vraag Hem of Hij je een radicale afkeer van het wereldse wil geven: dat alleen de liefde je staande zal houden(H. Jozefmaria, De Voor, n. 814).

Er zijn verschillende feesten deze maand. Laten we op deze data ons hart tot de Heer verheffen: ut in gratiarum semper actione maneamus! in een voortdurende dankzegging. Denk, mijn dochter, mijn zoon, dat het Werk van jou is, van ieder afzonderlijk.

Het hoogfeest van Sint Jozef, diep geworteld in de Kerk en in het Opus Dei, komt naderbij. Laten we de zeven zondagen van Sint Jozef verzorgen, een oude en tegelijk nieuwe devotie, die de christelijke vroomheid wijdt aan de voorbereiding op dit feest. Ik herinner me dat onze Vader, bij het jaarlijks invullen van zijn zakagenda, me vroeg de smarten en vreugdes van de heilige Patriarch voor hem op te schrijven, om ze te kunnen overwegen op elk van de zondagen. Het was een manier om zich beter voor te bereiden op het feest van degene die hij met grote genegenheid en dankbaarheid mijn Vader en Heernoemdevan wie ik zoveel houd.

Ik ben even met ieder van jullie naar Brussel ontsnapt. Daar heb ik, aan de hand van onze Vader gezien, hoe het Werk groeit, vast zeker. Ik bedacht me dat het zo moet zijn: met de dagelijkse beantwoording van ieder afzonderlijk, ook omdat we worden gevraagd op heel veel plaatsen: kan er van niemand worden gezegd dat hij zijn schouders onder deze verantwoordelijkheid vandaan haalt.

Laten we onze toevlucht nemen tot don Álvaro, wiens naamdag we 19 februari vieren. Hij wist dagelijks een apostolische activiteit te ontwikkelen. Zijn leven spoorde hem voortdurend aan zich altijd voor alle zielen te interesseren en met dit besef behandelde hij degene met wie hij sprak.

Gisteren heeft de heilige Vader mij in een audiëntie ontvangen. Ik ben met ieder van jullie gegaan en ik heb hem gezegd, zoals onze Vader ons leerde, dat we het omnes cum Petro ad Iesum per Mariam!wensen te beleven. Hij heeft me van harte voor deze hulp bedankt. Hij heeft de zegen voor allen gegeven. Hij rekent dus op jou en op mij. Laten we ons leven opofferen om verenigd met zijn persoon en intenties, zijn Leergezag bij te staan. We houden veel van de Paus!

Voordat ik deze regels beëindig, smeek ik jullie nogmaals om al mijn intenties heel aanwezig te hebben. Vertrouw ze met name toe aan de Onbevlekte Maagd, Mater Pulchrœ Dilectionis, Moeder van de Schone Liefde.

Met alle genegenheid, zegent jullie, jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 februari 2011