Brief van de prelaat (januari 2013)

Jezus Christus, ware God en ware Mens. Het thema van de brief van de prelaat van januari is de Menswording van de Zoon van God in de schoot van de Maagd Maria, door de Heilige Geest.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen bewaren!

In de loop van deze gezegende feestdagen zijn we het kerststalletje vaak genaderd om Jezus in de armen van zijn Moeder te beschouwen. We zijn naar het kribbetje gegaan om Hem te aanbidden tevens aangespoord door de wens om op de een of andere manier de gehele mensheid te vertegenwoordigen. Vandaag, bij de aanvang van het nieuwe jaar, lezen we met ontroering in de tweede lezing van de Mis enkele woorden van de heilige Paulus: maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de Wet, om hen die onder de Wet stonden vrij te kopen, opdat wij het zoonschap zouden verkrijgen. [1]

In onze zielen groeit een sterk verlangen om iedereen dit goede nieuws door te geven, met nieuwe glans, zoals onze Vader bij het aanbreken van het geboortefeest van de Heer herhaalde. Wat zouden we graag willen dat er in alle uithoeken van de aarde goed met Hem omgegaan zou worden en dat men Hem in de hele wereld liefdevol zou ontvangen. We hebben geprobeerd de onverschillige stilte van hen die Hem niet kennen of niet van Hem houden te doorbreken door het zingen van kerstliedjes, liedjes die door groot en klein worden gezongen in landen met een lange christelijke traditie. Hebben jullie opgemerkt dat er in die liedjes altijd wordt gesproken van het Goddelijk Kind te gaan zien en te aanschouwen? Zoals de herders in die gelukkige nacht: Ze haastten zich erheen en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren Kind, dat in de kribbe lag (Lc 2, 16). [2]

Vol verbazing hebben we de afgelopen dagen deze grote uiting van goddelijke welwillendheid aanschouwd. Laten we niet stoppen met ons te verbazen! Laten wij ons geliefd Kind in de kribbe aanschouwen en ernaar kijken in het besef dat wij voor een mysterie staan. Dat mysterie kunnen we alleen met geloof aannemen, ook door het geloof verdiepen wij in de inhoud ervan . [3] Daarom naast het navolgen van de herders die zich naar de kribbe haastten, kunnen we onze blik richten op de Wijzen die we zullen gedenken tijdens de aankomende plechtigheid van de Openbaring van de Heer. Dankzij hun nederige geloof wisten deze mannen de moeilijkheden te overwinnen die ze tijdens hun lange reis tegenkwamen. God verlichtte hun harten opdat ze in het licht van de ster de aankondiging van de geboorte van de Messias zouden ontdekken. Zij waren volgzaam en deze beschikbaarheid heeft hen naar Bethlehem geleid. En daar, toen ze binnenkwamen op de plek waar de heilige Familie verbleef, zagen (ze) er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neervallend betuigden zij Het hun hulde. Zij haalden hun schatten tevoorschijn en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. [4]

Laten ook wij volgzaam zijn ten opzichte van de aansporingen van de genade, die we ontvangen door de sacramenten; door het persoonlijk gebed, door het overwegen van de verschillende taferelen van het evangelie en door de raden van de geestelijke leiding die we van harte ontvangen en in praktijk proberen te brengen. De aansporing van de heilige Thomas van Aquino is volstrekt logisch: «Vanwege de zwakheid van de menselijke geest en omdat men op dezelfde wijze geleid dient te worden naar de kennis van de goddelijke zaken, is het eveneens vereist dat men naar de liefde wordt geleid als bij de hand genomen, door enkele waarneembare dingen die makkelijk gekend kunnen worden. De belangrijkste hiervan is de Mensheid van Jezus Christus, zoals we in prefatie van Kerstmis zeggen: “zichtbaar zijt Gij geworden God in Hem; naar U gaat ons verlangen, onze liefde, naar U die nog verborgen zijt.”» [5] De geloofsbelijdenis van de Mis zet met verheven eenvoud het mysterie van de verlossende Menswording uiteen bij het belijden dat Gods Zoon voor ons, mensen, en omwille van ons heil uit de Hemel neergedaald. Hij heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest uit de Maagd Maria en is mens geworden . [6] Met zo weinig woorden, die we met een diepe buiging uitspreken of zingen, wordt de centrale gebeurtenis verteld van de geschiedenis die de hemelpoorten voor ons hebben geopend. In deze tekst, die als een kostbaar borduursel is, hoor je de echo van de drie overgeleverde evangelievertellingen van de Menswording. Als de heilige Matteüs het mysterie van de aankondiging vertelt aan de heilige Jozef legt hij bij de Engel dezelfde termen in de mond die refereren naar de Zoon van de Maagd Maria: die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden. [7] De menswording en de geboorte van Jezus zijn een uiting van de goddelijke goedheid. Aangezien we op eigen krachten niet meer konden terugkeren naar God, vanwege de zonden – de erfzonde en de persoonlijke zonden – is Hij ons tegemoet gekomen: Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. [8] Ik herinner jullie de overweging van onze Vader waarmee hij ons aanzette een actueel en diep geloof te beleven: als we niet verwonderd blijven staan over de geloofsmysteries, zullen we ons geloof uiteindelijk verliezen. [9] Verzorgen we met fijngevoeligheid onze omgang met Jezus? Zijn we dankbaar voor deze almacht van de Heer die onze onderwerping vraagt als liefdesbewijs?

Verbum caro factum est. [10] Het Woord van God is niet alleen naar ons toe gekomen om tot ons te spreken zoals in het Oude Testament, maar Het heeft zich tot één van de onzen gemaakt, een afstammeling van Adam en Eva, door het vlees en bloed van de Maagd Maria aan te nemen, in alles aan ons gelijk behalve in de zonde. [11] Hij is naar de wereld gekomen om ons te leren dat alle wegen op aarde, alle standen, alle beroepen, elke rechtschapen menselijke taak, goddelijke wegen kunnen zijn [12] en hij dringt er op aan dat we deze wegen op een heilige wijze bewandelen met bovennatuurlijke en menselijke volmaaktheid. Hoe oneindig en bewonderenswaardig komt Hij ons tegemoet, de God met ons!

De heilige Lucas geeft bij het vertellen van de aankondiging aan onze lieve Vrouw het gesprek weer tussen de Aartsengel Gabriel en Maria, waarin hij haar Gods plan uitlegt: De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden: Zoon van God. [13] In de heilige Maria komt de liefdevolle blik van de drie goddelijke Personen samen die haar vanaf de eeuwigheid hadden uitgekozen om de daadwerkelijke ark van het verbond te worden, de toevlucht van de zondaars, want in haar aller-zuiverste schoot zou de Zoon van God het menselijk vlees aannemen. Haar onmiddellijke en vastbesloten antwoord – fiat mihi secúndum verbum tuum, [14] mij geschiede naar uw woord, opende de weg voor dit grote en troostvolle mysterie. Elke dag bij het bidden van de Engel des Heren gedenken we dit uitzonderlijke moment van de heilsgeschiedenis. Met hoeveel eerbied bidden we dit gebed? Bedanken we Onze Lieve Vrouw uit het diepst van ons hart voor haar totale overgave aan de vervulling van het goddelijk plan? Dringen we steeds dieper door in de overweging van de heilige Jozefmaria: O, Moeder! Door dit woord van U: fiat, het geschiede, hebt U ons broeders van God gemaakt en erfgenamen van zijn heerlijkheid. - Wees geprezen! [15]

Al deze redenen en vele meer, kunnen samengevat worden in één enkele beweegreden: Het Woord is vlees geworden om ons “ deel te laten krijgen aan Gods eigen wezen” (2 Pe 1, 4): «Het Woord van God is mens geworden en Hij die Gods Zoon is, werd de Mensenzoon, opdat de mens zoon van God wordt door het Woord in zich te dragen en het kindschap te ontvangen.» [16]

Jezus Christus is werkelijk de Tweede Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid: de Zoon van de eeuwige Vader heeft werkelijk onze menselijke natuur aangenomen zonder op te houden God te zijn. Jezus is niet een gedeeltelijk goddelijk en een gedeeltelijk menselijk wezen, zoals een onmogelijke vermenging van de god- en mensheid. Hij is perfectus Deus, perfectus homo , zoals we verkondigen in het Quicumque of geloofsbelijdenis van Athanasius. Spannen we ons in dieper door te dringen in deze waarheid. Vragen we de Trooster dat Hij ons verlicht opdat we deze waarheid met meer diepgang begrijpen en weten om te zetten tot leven van ons leven en ook met een heilig enthousiasme weten door te geven. Vergeten we niet op elk moment en in alle omstandigheden de heilige trots te laten zien dat we broers en zussen van Jezus zijn, de kinderen van God de Vader in Christus.

Laten we nogmaals beschouwen: «Het rechtzinnig geloof stelt immers de eis dat wij geloven en belijden, dat onze Heer Jezus Christus, Gods Zoon, God is én mens. Als God is Hij vóór de tijd voortgebracht uit de zelfstandigheid van de Vader; als mens is Hij in de tijd geboren uit de zelfstandigheid van zijn moeder. Hij is volledig God en volledig mens; als mens bestaande uit een geestelijke ziel en een menselijk lichaam. Als God is Hij de gelijke van de Vader, als mens de mindere van de Vader. Maar, al is Hij God én mens, toch is er maar één Christus en geen twee. Eén, niet door het ondergaan van het god-zijn in de mens, maar door de aanneming van het mens-zijn in God. Volstrekt één dus, niet door een opgaan in elkaar van de naturen, maar door de éénheid van persoon.» [17]

We staan natuurlijk voor zo’n schitterend mysterie dat de rede verblind raakt bij de beschouwing ervan. Hoewel de vergelijking mank gaat is het zoals iemand die recht in de zon probeert te kijken en zijn ogen moet afwenden omdat ze niet zo veel licht kunnen verdragen. Ten opzichte van het mysterie van de Menswording kan men zich niet anders opstellen dan onze Vader aanduidde: Daar is de nederige houding van een christelijke ziel voor nodig, die niet probeert de grootheid van God terug te brengen tot het armzalige bevattingsvermogen van de mens. Zo kunnen wij begrijpen dat dit mysterie, in al haar duisternis, een licht is dat richting geeft aan het leven van de mensen. [18]

In de stal van Bethlehem wordt niet alleen Gods oneindige liefde voor zijn schepselen tastbaar maar juist ook zijn ondoorgrondelijke nederigheid. Dit Kind dat zijn eerste schreien laat horen; dat het koud heeft; dat de warmte van Maria en Jozef nodig heeft, dat Kind is de almachtige en eeuwige God die zonder de Hemel te verlaten naar de aarde is gekomen en zich heeft willen ontleden van de glorie van zijn goddelijkheid. Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden. [19] Ten overstaan van zo’n wonderbaarlijke realiteit is het begrijpelijk dat onze Vader vaak uitriep: waarom houd je zo veel van mij, Heer? De christelijke paradox – zegt Benedictus XVI – houdt juist de vereenzelviging in van de goddelijke Wijsheid, de eeuwige Logos , met de mens Jezus van Nazareth en zijn geschiedenis. Er is geen andere verklaring voor deze paradox dan het woord ‘Liefde’ dat in dit geval natuurlijk wordt geschreven met hoofdletter “L” omdat het hier gaat om de liefde die alle menselijke en historische dimensies oneindig overtreft. [20]

Om duidelijk te maken dat de nederigheid onontbeerlijk is om het licht van de menswording te ontvangen, vertelt de Heilige Schrift ons dat de eerste getuigen van de goddelijke ontlediging – afgezien van Maria en Jozef – een paar arme herders waren die hun kuddes hoedden in de buurt van Bethlehem: eenvoudige mensen zonder veel aanzien. De Heer richtte zijn blik op hen aangezien «Gods welwillendheid vooral aangetrokken wordt door de nederigheid van hart.» [21] Jaren later bedankt Jezus zelf zijn hemelse Vader: omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja, Vader zo heeft het U behaagd. [22]

Ook de Wijzen herkenden de Messias omdat ze eenvoudig waren, op een edelmoedige manier waren ze bedacht op het goddelijke teken. De Heer wendt zich tot alle mensen, opdat ze Hem zoeken, opdat ze heilig worden. Hij roept niet alleen de koningen uit het oosten, die wijs en machtig waren. Tevoren al had Hij wel geen ster, maar een van zijn engelen naar

de herders gezonden (vgl. Lc 2, 9). Maar allen, rijk of arm, wijs of minder wijs, moeten in hun ziel de nederige bereidwilligheid koesteren om te luisteren naar de stem van God.

[23]

Ik herinner me met ontroering de keren dat de heilige Jozefmaria ons het tafereel van Jezus’ geboorte voor ogen hield. Hij sprak over de leerstoel van Bethlehem waar het Kind Jezus ons vele lessen geeft: onder andere, en in het bijzonder die van de nederigheid, opdat we door naar het goddelijk Kind te kijken, leren onze trots en onze hoogmoed prijs te geven. Verwonderen we ons bovendien ook over het feit dat wanneer Hij zijn blik op de Maagd Maria richt om haar tot zijn Moeder te maken, Hem – menselijk gesproken – vooral haar nederigheid en eenvoud aantrekt: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd. En zie, van heden prijst elk geslacht mij zalig . [24]

Deze houding, die we de Heer moeten afsmeken, sluit het streven niet uit naar een grotere doeltreffendheid in onze dagelijkse taken, door de menselijke middelen aan te wenden die binnen ons bereik liggen om God te eren met ons doen en laten. In tegendeel zoals de heilige Vader uitlegt: het gaat om het studeren en het verdiepen in de kennis met een geest die eigen is aan ‘kleinen’, een nederige en eenvoudige geest, zoals die van Maria, de Zetel van Wijsheid. Hoe vaak waren we niet bang om de stal van Bethlehem te naderen omdat we bezorgd waren dat dit een obstakel zou kunnen zijn voor onze kritische, nuchtere geest en van ons ‘modern willen zijn’. In deze stal daarentegen, kan ieder van ons de waarheid over God en de waarheid over zichzelf ontdekken. In dit Kind geboren uit de Maagd Maria, hebben beide waarheden elkaar ontmoet. Het verlangen van de mens naar het eeuwige leven ontroerde het hart van God, die zich er niet voor schaamde de menselijke natuur aan te nemen. [25]

In deze gezegende strijd om alleen God in ons te laten schitteren, in ons werk, in ons apostolaat, nemen we onze toevlucht tot de voorspraak van onze Vader en vragen we hem voor ons meer licht van de Hemel te verkrijgen, met name op de 9e, zijn geboortedag, en de 13e de dag van zijn doopsel. Houden jullie niet op te bidden voor de Kerk, voor de paus, voor de apostolaatswerken van het Werk, zeer verenigd met mijn intenties, in het bewustzijn dat we het gebed van elkaar, onze broers en zussen in het geloof, nodig hebben.

Dankzij God groeit het apostolaatswerk overal. We zouden echter tot meer personen moeten komen, meer omgevingen en meer plaatsen: Jezus roept ons op vanaf de kribbe in Bethlehem, want Hij wil dat wij met Hem meewerken in de missie van de Kerk om de verlossing naar alle zielen te brengen. Ik heb de honger naar God in zo ontzettend veel personen ervaren, ook gedurende mijn recente reis naar Verona, halverwege de vorige maand, (wat is het geweldig om met jullie te zijn, met de anderen!) en ik merk die honger ook op in de berichten die ik van over de hele wereld ontvang.

Bij het begin van het nieuwe jaar, op deze plechtigheid van het goddelijk Moederschap van Maria, en op de verschillende data die de geschiedenis van het Werk herdenken – vraag ik op voorspraak van onze Moeder – de zegen van de Heer over ieder van jullie, jullie gezinnen, families, werk en jullie apostolaatswerken.

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+Javier

Rome, 1 januari 2013

1. Romeins Missaal, Heilige Maria, Moeder van God, Tweede lezing ( Gal 4, 4-5).

2. Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 25-12-1973.

3. Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langskomt , nr. 13.

4. Mt 2, 11.

5. Heilige Thomas van Aquino, Summa Theologica, II-II, q.82, a. 3 ad. 2.

6. Romeins Missaal, Het Credo van Nicea-Constantinopel.

7. Mt 1,21.

8. Joh 3,16.

9. Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een gesprek, 25-10-1973.

10. Joh 1, 14.

11. Vgl. Heb 4, 15.

12. Heilige Jozefmaria, Gesprekken , nr. 26.

13. Lc 1, 35.

14. Lc 1, 38.

15. Heilige Jozefmaria, De Weg , nr. 512.

16. Catechismus van de Katholieke Kerk , nr. 460. (Citaat afkomstig van H. Ireneüs, Haer. 3,19, 1 vert Getijdenboek Lect. III, 4, 131.)

17. Quicúmque , 28-34.

18. Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langskomt , nr. 13.

19. Fil 2, 6-7

20. Benedictus XVI, Homilie op de vooravond van 17-12-2009.

21. Zalige Johannes Paulus II, Toespraak bij een algemene audiëntie, 6-11-1996.

22. Mt 11, 25-26.

23. Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langs komt , nr. 33.

24. Lc 1, 48.

25. Benedictus XVI, Homilie op de vooravond van 17-12-2009.