Brief van de prelaat (juli 2008)

“Heer, wat wilt U dat ik doe?” De prelaat neemt deze vraag uit de brieven van de heilige Paulus en nodigt ons uit deze vraag in het gebed te overwegen en de wil van God te doen.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

Onder het schrijven van deze regels komt in mijn hart de dringende behoefte op God te danken voor de weldaden die Hij ons verleent. Eens te meer hebben wij op 26 juni gezien hoe de devotie tot de heilige Jozefmaria over de hele wereld wordt verspreid. In tientallen landen heeft men onze Vader op zijn feest herdacht en de steden waarin op deze dag de heilige Mis ter ere van hem is gevierd zijn niet te tellen. Op deze manier heeft de geest van het Opus Dei meer personen en nieuwe milieus bereikt. Dit helpt de christenen God in de gewone omstandigheden van hun eigen bestaan te ontmoeten en lief te hebben.

Bovendien hebben we precies op deze datum een speciale liefkozing van de Heer ontvangen: de sluiting van het instructief proces voor de heiligverklaring van onze geliefde don Alvaro, bij de rechtbank van het Vicariaat in Rome. Wanneer over een paar weken de zittingen van de rechtbank van de Prelatuur worden afgesloten, zullen de documenten daarover aan de Congregatie voor de heiligverklaringen worden voorgelegd. Na de erkenning van de geldigheid van het proces zal dan een nieuwe etappe beginnen: de redactie van de positio over het leven en de heldhaftige deugden van de eerste opvolger van onze Vader. Vanaf nu vraag ik jullie met aandrang voor de goede afloop van deze werkzaamheden te bidden: dat zal ons tot hulp zijn om de heilige Jozefmaria trouw en van heel nabij na te volgen zoals don Alvaro altijd heeft gedaan.

De 28ste, vooravond van het hoogfeest van de heilige Petrus en Paulus heeft Benedictus XVI het paulinisch jaar geopend, dat hij ingesteld heeft om te herdenken dat het tweeduizend jaar geleden is dat de Apostel is geboren. De wensen van de Paus ondersteunend, zullen wij ons inzetten om zijn leven en leer beter te leren kennen en zijn voorbeeld na te volgen. Ik heb de enorme vreugde van onze Vader gezien wanneer hij de geest van voortdurende bekering van Paulus beschouwde. Zo wilde hij persoonlijk Christus zoeken.

De heilige Johannes Chrysostomus, een groot bewonderaar en navolger van de Apostel, heeft een lofrede op zijn persoon gemaakt die ons veel kan helpen. Deze kerkvader en kerkleraar heeft gezegd dat «als iemand de ziel van Paulus een weide vol deugden en een geestelijk paradijs zou noemen, hij zich niet zou vergissen want de genade bloeide in haar en tegelijkertijd toonde ze de wijsheid van een ziel die de genade waardig is. Vanaf zijn bekering veranderde hij in een uitverkoren instrument en heeft hij zich diepgaand gezuiverd, waardoor inderdaad de gave van de heilige Geest overvloedig over hem werd uitgestort. Daaruit zijn voor ons prachtige stromen ontstaan; niet slechts vier zoals de stromen in het paradijs (vgl. Gen. 2, 10-14), maar veel meer. Deze rivieren stromen iedere dag, maar ze bevloeien niet de aarde maar de zielen van de mensen die ze opwekken om als vrucht de deugd voort te brengen». (Heilige Johannes Chrysostomus, lofreden op Sint Paulus, I, 1)

Vandaag nodig ik jullie uit het antwoord van Sint Paulus op zijn roeping te overwegen. Hij was een ijverige Jood die trouw de wet van Mozes onderhield. Daarom –zo brengt hij zelf in herinnering –heb ik de Kerk van God fel vervolgd en trachtte ik haar uit te roeien; ik bracht het ver in de Joodse godsdienst, vele leeftijdgenoten onder mijn volk overtreffend in mijn grenzenloze ijver voor de overleveringen van mijn voorouders. (Gal. 1, 13-14) Maar toen hij onderweg was naar Damascus werd hij gegrepen door Christus Jezus. (Phil. 3, 12) De verrezen Heer verscheen hem en onthulde hem door hem bij zijn naam te noemen Zijn plan: van hem een uitverkoren werktuig te maken –zoals de Heer zelf aan Ananias meedeelde– om Zijn Naam aan de heidenen uit te dragen. (vgl. Hand. 9, 15) Heb je vaak bedacht dat Jezus Christus ook iedereen van ons heeft gezocht? Meer nog: dat Hij ons alle dagen zoekt en ons een oprechte bekering tot heiligheid vraagt?

Terwijl Sint Lucas dat feit met een overdaad aan details vertelt –zo zegt de Paus– (…) beperkt Paulus zich in zijn brieven tot het wezenlijke en spreekt hij niet alleen van een visioen (vgl. 1 Kor. 9, 1), maar ook van een verlichting (vgl. 2 Kor. 4, 6). En bovenal spreekt hij over een openbaring en een roeping. (…) Inderdaad zal hij zichzelf expliciet “apostel uit roeping” (vgl. Rom. 1,1; 1 Kor. 1,1) noemen, of “apostel door de wil van God” (vgl. 2 Kor. 1,1;Ef. 1,1; Kol. 1,1), als het ware om te onderstrepen dat zijn bekering niet het resultaat was van gedachten of overwegingen, maar de vrucht van een goddelijke ingreep, van een onverwachte goddelijke genade. (Benedictus XVI, toespraak bij de algemene audiëntie, 25-10-2006)

Laten wij vaak onze dankbaarheid voor onze christelijke roeping uiten en voor de concrete manier waarop wij haar volgens de geest van het Opus Dei beleven. Maar laten we deze dankbaarheid niet slechts met woorden tonen maar ook met onze daden. We zullen een grote hulp hebben aan de dagelijkse lezing en overweging van het Evangelie waarin Jezus Christus op iedere mens persoonlijk een beroep blijft doen, zoals Hij met de mensen deed toen Hij nog op aarde was. De heilige Jozefmaria heeft geschreven wat daar verteld wordt (…) staat er niet alleen om te weten, maar ook om te beleven. Alles, ieder punt dat aangeraakt wordt, is gedetailleerd opgenomen, opdat je het op de concrete omstandigheden van je leven toepast. De Heer heeft ons, katholieken, geroepen om Hem van dichtbij te volgen, en in deze gewijde tekst maak je kennis met het leven van Christus; maar je moet daar ook je eigen leven ontdekken. Je zult leren om, zoals de apostel, vol liefde te vragen: “Heer, wat wilt Gij dat ik doe…?” In je binnenste hoor je een ondubbelzinnig antwoord: de wil van God! Neem daarom elke dag het evangelie, lees het en beleef het als een concrete richtlijn. Zo zijn de heiligen te werk gegaan. (Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 754)

Alvorens verder te gaan: hoe houd jij en leer jij van de lezing van het Evangelie? Hoe verzorg je de lezing? Komt de gedachte in jouw hoofd op dat de Heer deze woorden voor jou heeft bedoeld? Beveel je deze manier om Jezus Christus te leren kennen en met Hem om te gaan bij anderen aan?

De wil van God wordt op heel verschillende manieren voor iedere mens duidelijk. Behalve door de ingevingen die de Heer de zielen direct ingeeft, laat Hij zich ook kennen door middel van de liturgische vieringen, door het luisteren naar meditaties, door de geestelijke leiding, door de normale omstandigheden waarin iedereen zich bevindt. Het goede voorbeeld van andere mensen, de plichten van ieders eigen levensstaat, de vervulling van onze plichten jegens gezin, maatschappij en beroep zijn ook het terrein waarop God iedere dag tot ons spreekt en ons Zijn Wil te kennen geeft. Overtuig je ervan dat de Meester tegen jou herhaalt dat je een licht bent dat aangestoken is om te verlichten door jouw christen-zijn en omdat jij van het Opus Dei bent. (vgl. Mt. 5, 14)

Men heeft een keer de heilige Jozefmaria gevraagd, hoe je kunt weten wat God van elk vraagt. En dit was zijn antwoord: En waarom vraag je dat niet aan Hem? Dat is geen brutaliteit: ik verzeker je dat Hij je zal antwoorden. En hij voegde er direct aan toe: Jij kunt je, omdat je innerlijk leven hebt, op ieder moment in de aanwezigheid van God stellen: in een kerk, op straat, in je kamer, in de les … Waar je maar wilt! Vraag Hem vergiffenis voor jouw zwakheden en voor de mijne, en zeg Hem dan: Heer,wat wilt U dat ik doe?zoals Sint Paulus tegen Hem zei. En ik waarschuw je dat de Heer, soms, dingen vraagt die moeite kosten… (Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een samenzijn, 13-4-1974)

Natuurlijk is daarvoor nodig dat we in het diepst van ons hart het verlangen bevorderen de stem van God te horen, dat we niet onze ogen willen sluiten voor Zijn licht. Onderweg naar Damascus heeft Sint Paulus zich helemaal overgegeven aan de oproep van Jezus. Wie zijt gij, Heer?, vroeg hij. Hij antwoordde: Ik ben Jezus, die gij vervolgt. Maar sta op en ga de stad in; daar zal iemand u zeggen wat ge doen moet. (…) Saulus stond van de grond op, maar hoewel zijn ogen open waren zag hij niets. Zij namen hem dus bij de hand en brachten hem Damascus binnen. Drie dagen lang kon hij niet zien en at of dronk hij niet. (Hand. 9, 5-9)

In de houding van Paulus trekt op de eerste plaats zijn volgzaamheid opvallend onze aandacht. Hij laat zich aan de hand naar de stad leiden. Daarna legt hij zich met het verlangen naar zuivering toe op het gebed en de versterving. Pas dan, na drie dagen van intens smeekgebed begeleid door een edelmoedig vasten, zal Jezus hem Ananias sturen die hem het gezicht teruggeeft en hem dan zegt: de God van onze vaderen heeft u voorbestemd om zijn wil te leren kennen, de Rechtvaardige te zien en een stem uit diens mond te horen, omdat gij voor Hem bij alle mensen zult moeten getuigen van wat ge gezien en gehoord hebt. Wat aarzelt gij dan nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen onder aanroeping van zijn Naam. (Hand. 22, 14-16)

Quid moraris? Waarop wacht je nog om datgene wat God van jou wil te doen? Deze woorden van Ananias tot Paulus hebben me altijd ontroerd, omdat ze hem aansporen onmiddellijk aan zijn opdracht te beginnen. De Heer richt ze ook tot ons: waarop wacht jij nog om je helemaal te geven aan de taak die Ik jou heb toevertrouwd? Want het geloof en de christelijke roeping omvatten ons bestaan helemaal en niet slechts een deel ervan. Onze betrekking tot God is noodzakelijkerwijze een betrekking van overgave die leidt tot een volledige toewijding. De houding van de gelovige mens is, het leven in al zijn dimensies te zien vanuit een nieuw perspectief: het perspectief dat God ons geeft. (Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langskomt, nr. 46)

In het overgrote deel van de gevallen laat de christelijke roeping iedereen op zijn plaats –op de plaats van het werk, in het gezin– door een nieuwe, diepere visie te geven op de zin van het eigen bestaan op aarde. Hoe eenvoudig en duidelijk legt onze stichter dat in De Voor uit! Je schrijft me terwijl je in de keuken zit, bij het fornuis. Het wordt avond. Het is koud. Naast je zit je jongere zus aardappelen te schillen. Als laatste van jullie heeft ook zij de “goddelijke dwaasheid” ontdekt om haar christelijke roeping op totale wijze te beleven. Ogenschijnlijk –denk je– is haar werk hetzelfde als van vroeger. En toch, er is zo’n groot verschil! ― Dat is waar: vroeger deed ze niets anders dan aardappels schillen; nu heiligt ze zich door aardappels te schillen …. (Heilige Jozefmaria, De Voor, nr. 498.)

Wat een vreugde geeft de zekerheid dat wij op iedere plaats, in ieder eerzaam werk, God en de mensen kunnen dienen, ons kunnen heiligen, mee kunnen werken aan de vervulling van de opdracht van de Kerk! Dat moeten wij anderen leren door het in praktijk te brengen! Het christelijke apostolaat is heel goed samen te vatten in het mensen helpen in contact te komen met Christus, juist door ons voorbeeld en onze woorden. Ieder mens is geroepen tot een persoonlijke ontmoeting met de Heer, zoals Sint Paulus. En dat hangt voor een deel van jou en van mij af, want de genade van God ontbreekt niet. Het hangt af van het feit of wij christenen de beantwoording aan onze roeping heel serieus nemen.

Benedictus XVI concludeert wanneer hij het antwoord van Sint Paulus op de goddelijke uitnodiging op de weg naar Damascus beschouwt, dat hieruit een heel belangrijke les voor ons te halen is: waar het om gaat is Jezus Christus in het centrum van ons leven te stellen, zodat onze identiteit wezenlijk wordt gekenmerkt door de ontmoeting, door de gemeenschap met Christus en met Zijn woord. Onder het licht hiervan krijgt al het andere zijn waarde terug en wordt tegelijk van mogelijke vervuilingen gezuiverd. (Benedictus XVI, toespraak bij de algemene audiëntie, 25-10-2006)

Trachten wij iedere dag intenser met de Heer te spreken? Zoeken wij Hem in de gebeurtenissen van de dag? Bereiden wij ons door een leven van gebed en door onze plicht nauwkeurig en met vreugde te vervullen erop voor Hem op alle ogenblikken te ontdekken? Herhalen wij vaak als Sint Paulus: quid faciam, Domine? (Hand. 22, 10) Heer, wat wilt U dat ik doe? Laten we de Apostel vragen ons van God deze diepe gesteltenis van onze ziel te verkrijgen, die de noodzakelijke voorbereiding is om de goddelijke ingevingen te horen en ze in praktijk te brengen. Laten we de woorden van de heilige Jozefmaria overwegen: Wat aantrekkelijk is onze roeping als christenen, als kinderen van God! Ze brengt ons hier op aarde de blijdschap en de vrede die de wereld ons niet kan geven. (Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 269)

Op 7 juli vieren we opnieuw de verjaardag van de dag waarop don Alvaro de Heer geantwoord heeft: “hier ben ik!” Een houding die hij voortdurend hernieuwde, vol dankbaarheid jegens onze God, die nooit ophield Zijn wil aan hem, zoals aan de anderen, kenbaar te maken. Hij sprak ons vaak over trouw: dat was wat in zijn ziel leefde. Leren we hiervan.

Binnenkort zal de Paus naar Sydney gaan om de Wereldjongerendagen af te sluiten. Laten we hem vergezellen met ons gebed en onze genegenheid. Ik zal bovendien fysiek dicht bij hem zijn, want ook ik zal die dagen naar Australië gaan. Ik ben de Heer dankbaar dat hij me daar laat samenkomen met mijn dochters en zonen van dat land en van Nieuw-Zeeland; en dat ik daar veel mensen kan groeten die in de centra van de Prelatuur vorming ontvangen. Ik zal de reis benutten om korte etappes in te lassen op andere plaatsen van Azië waar het Opus Dei zijn apostolaatwerk verricht: India, Hong Kong, de Filippijnen, Singapore. Zoals ik jullie andere keren heb herinnerd, reken ik erop dat jullie allemaal mij op deze reis vergezellen in eenheid van gebed en intenties.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

 + Javier

Rome, 1 juli 2008.