Brief van de prelaat (juli 2016)

"Het identiteitsbewijs van de christen is de vreugde." In zijn brief van juli citeert de prelaat deze woorden van paus Franciscus. Daarnaast spoort hij ons aan om van de geestelijke werken van barmhartigheid vooral "troost de bedroefden," in praktijk te brengen.

Mijn geliefde kinderen: moge Jezus jullie behoeden!

In de loop van deze maanden zijn we ons aan het inspannen om de werken van barmhartigheid de eerste plaats te geven in ons handelen. We gaan er vandaag een overwegen waar Jezus Christus het uitdrukkelijk over heeft als Hij het programma voor onze weg als christen vaststelt: de zaligsprekingen. Zalig zij die wenen, want zij zullen getroost worden.[1]

Het gaat om een werk van barmhartigheid, zoals het vergeven van beledigingen, dat ons meer op God doet lijken, ons Hem doet navolgen. Reeds in het Oude Testament had de Heer aangekondigd: zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten.[2] En bij het laatste Avondmaal laat Jezus deze vertroosting op de volmaaktst mogelijke manier zien, want Hij belooft de Heilige Geest te sturen, de goddelijke Persoon aan wie – omdat Hij de Liefde in Persoon is – de zending om de christenen in hun ellende te troosten, wordt toegeschreven en in het algemeen: om de bedroefden te sterken om ieder soort kwaad te overwinnen.

Mijn kinderen, als we de situatie van de wereld beschouwen, beseffen we dat er veel mensen zijn die huilen en lijden. De drama’s die door de oorlogen worden veroorzaakt, kunnen ons niet onverschillig laten. De toestroom van immigranten of de onrechtvaardige situaties die ten hemel schreien, brengen veel tranen teweeg. Ik denk in het bijzonder aan degenen die lijden omdat ze hun geloof verdedigen, waarbij ze zelfs hun leven op het spel zetten.

Bij het lezen van jullie brieven of in de gesprekken met jullie, deel ik uit heel mijn hart in jullie vreugden en ook in jullie smarten en verdriet. Hoeveel gezinnen dragen een enorm leed omdat een van hun gezinsleden van de Heer verwijderd is, of omdat ze een zieke zien lijden en ze de onmacht voelen om zijn smart te verlichten! Wij zijn mensen die midden in de wereld leven en het is logisch dat wij heel nauw in aanraking komen met de tragedie’s van onze tijd: de gesel van de drugs, scheiding binnen de gezinnen, de ijzigheid van het individualisme, de economische crisis.

De ervaring van dit feit mag ons niet treurig maken. Wij kunnen er met zekerheid op rekenen dat wij – als wij verenigd blijven met het Hart van Jezus – getroost zullen worden, en niet alleen in het eeuwig leven. Reeds hier op deze aarde biedt de Heer ons de troost van zijn nabijheid. Als een liefdevolle Vader laat Hij ons nooit alleen. Zoals de heilige Jozefmaria altijd heeft geleerd, wortelt de bovennatuurlijke vreugde van de christenen in het besef van ons goddelijk kindschap. Ik word onnoemelijk getroost door de zekerheid, zo eigen aan de kinderen van God, dat wij nooit alleen zijn, want Hij is altijd met ons. Worden jullie niet ontroerd door deze tederheid van de Allerheiligste Drie-Eenheid die haar schepselen nooit in de steek laat?[3]

Merk op dat er onder de redenen voor de bekering van de heidense wereld in de eerste tijden van het christendom sprake is van het voorbeeld van de mensen die ons zijn voorgegaan, de eerste gedoopte gelovigen, die onder de moeilijkheden en vervolgingen die ze uit liefde voor Jezus Christus ondergingen hun bovennatuurlijke vreugde niet verloren. In het boek van de Handelingen van de apostelen wordt er nadrukkelijk op gewezen hoe deze, nadat ze vanwege de verkondiging van het Evangelie waren gegeseld, het Sanhedrin verlieten, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van de Naam.[4]

Ook nu moet de bovennatuurlijke en menselijke vreugde van de volgelingen van Christus, zelfs te midden van de grootste tegenspoed, als het ware een magneet zijn die degenen kan aantrekken die ondergedompeld zijn in droefheid of wanhoop omdat ze niet weten hoeveel God van ze houdt. Door de Verrijzenis van Jezus Christus leeft de christen in vreugde en verwondering. Zoals we in de Eerste Brief van de heilige Petrus (1, 3-9) zien, zal de vreugde over wat God in ons heeft bewerkt, ons nooit ontnomen worden, al hebben we te lijden onder allerlei beproevingen. (…) Het identiteitsbewijs van de christen is de vreugde: de vreugde van het evangelie, de vreugde omdat wij door Jezus uitverkoren zijn, door Jezus gered, in Jezus herboren worden. De vreugde door de hoop dat Jezus op ons wacht, die – zelfs in de kruisen en het lijden van dit leven – op een andere manier tot uiting komt, en die de vrede is in de zekerheid dat Jezus ons vergezelt, mét ons is. De christen doet door zijn vertrouwen in God deze vreugde groeien.[5]

In deze context van de theologale deugden van geloof en hoop is de zekerheid te begrijpen waarmee onze Vader kon beweren dat de blijdschap een christelijk goed is, dat wij bezitten zolang wij strijden, want zij is de vrucht van de vrede.[6] Bovendien heeftze haar wortels in de vorm van het Kruis.[7] Een christen die zich kind van God weet zou zich niet mogen laten overweldigen door de droefheid. Hij mag dan in lichaam en ziel lijden, zelfs dan zal het bewustzijn van zijn goddelijk kindschap dat door de Heilige Geest in hem wordt opgewekt, hem nieuwe krachten geven om verder te gaan, semper in laetitia! Zoals de heilige Jozefmaria altijd heeft aangeraden, zullen wij, zolang we met volharding strijden, vooruitgaan op de weg en heiliger worden. Er is geen enkele heilige die niet hard heeft moeten strijden. Onze fouten mogen ons niet bedroefd maken en ontmoedigen. Want de droefheid kan ontstaan uit hoogmoed of uit vermoeidheid; in beide gevallen vindt degene die zijn toevlucht neemt tot de Goede Herder en met duidelijkheid spreekt, het geschikte geneesmiddel. Er is altijd een oplossing, ook als men een heel ernstige vergissing zou hebben begaan![8]

Het middel om met zekerheid de droefheid te vermijden of uit haar greep te ontsnappen, is ons hart te openen tegenover Jezus in het Tabernakel en tegenover degene die – als zijn instrument – onze ziel langs de kronkelpaden van het geestelijk leven leidt. Laten we altijd de raad die de heilige Jozefmaria ons heeft gegeven voor ogen houden door hem in praktijk te brengen: verhef je hart tot God wanneer je een moeilijk moment in je dag beleeft, wanneer de droefheid zich in je ziel wil nestelen, als je de last voelt van het werk, en zeg: miserere mei Domine, quoniam ad te clamavi tota die: laetifica animam servi tui, quoniam ad te Domine animam meam levavi (Ps85/86, 3-4); ontferm U over mij, Heer, heel de dag al roep ik tot U; geef het hart van uw knecht weer geluk: tot U is mijn verlangen geheven.[9]

Wat een mooie taak verrichten de christenen door degenen te troosten die bedroefd zijn door grote of kleine tegenspoed! Behalve dat we voor hun moeten bidden, moeten we ze vol genegenheid opvangen, want veel zielen zoeken alleen iemand die vol geduld naar hun ellende luistert. We ontmoeten op onze aardse weg zo veel bedroefde gezichten, omdat niemand deze mensen heeft geleerd zich op de Heer te verlaten. Daarom moeten we ze met een broederlijke vertroosting opvangen! Hoeveel tranen worden er ieder moment in de wereld vergoten; elke traan is anders; samen vormen ze een oceaan van troosteloosheid, die om barmhartigheid, medelijden, troost smeekt. De bitterste tranen worden veroorzaakt door menselijke slechtheid; tranen van degene aan wie men gewelddadig een geliefde heeft ontrukt; tranen van grootouders, van vaders en moeders, van kinderen. (…) We hebben behoefte aan de barmhartigheid, aan troost van de Heer. Wij hebben dat allemaal nodig; het is onze behoeftigheid, maar ook onze grootheid: de troost van God inroepen, die met zijn tederheid de tranen uit onze ogen wist.[10]

Zo heeft de Meester gedurende zijn verblijf onder de mensen gehandeld. Bewogen door zijn barmhartigheid hield Hij onderweg stil om de weduwe van Naïm te troosten, die om de dood van haar enige zoon huilde; net zo deed Hij in Bethanië met Martha en Maria die om de dood van hun broer Lazarus treurden. Hij huilde ook om het lot dat Jeruzalem zou ondergaan.[11] Aan het begin van zijn lijden, al in de Hof van Olijven, heeft Hij zóveel geleden dat Hij bloed zweette en heeft Hij toegelaten dat een engel – een schepsel – Hem troostte (vgl. Lc22, 39-46). Kan men een groter teken van menselijkheid tonen dan zich te laten troosten, toe te laten dat een ander ons sterkt om onze krachteloosheid, onze zwakheid, onze ontmoediging op te heffen?[12]

Laten wij de voetsporen van de Meester volgen en degenen die dat nodig hebben troosten. Het ligt in het hart van de christelijke geest. Zo heeft sint Franciscus zich tot de Heer gericht, met een gebed dat door veel generaties is herhaald: "Heer, maak mij tot een instrument van uw vrede. Moge ik waar haat heerst, liefde zaaien; waar krenking heerst, vergiffenis; waar twijfel heerst, geloof; waar droefheid heerst, vreugde; waar ontmoediging heerst, hoop; waar duisternis heerst, uw licht."[13]

De 22e van deze maand brengt ons Maria Magdalena in herinnering. Een paar dagen geleden heeft de Paus haar liturgische gedachtenis verheven tot een liturgisch feest. Haar tranen van berouw wisten alle vergissingen van haar vorige leven uit en maakten het haar daarna mogelijk zich met de Heer in zijn Lijden en Verrijzenis te verenigen, als geen ander van de heilige vrouwen, met uitzondering van de Allerheiligste Maagd Maria natuurlijk. Laten we in al onze noden onze toevlucht nemen tot de Moeder van God en onze Moeder. Zij is de troosteres van de bedroefden, de toevlucht van de zondaars, de hulp van de christenen en zij houdt niet op voor ons te zorgen. Moeder! – Roep haar aan, luid, zeer luid. – Zij luistert naar je, zij ziet je misschien in gevaar, en de heilige Maria, – je Moeder –, biedt je met de genade van haar Zoon haar moederlijke troost en haar tedere liefkozingen aan: dan zul je gesterkt zijn voor de nieuwe strijd. [14]

Laten we blijven bidden voor de Paus en zijn intenties. Laten we hem in de geest vergezellen op zijn apostolische reis naar Polen bij gelegenheid van de Wereldjongerendagen die in Krakau gevierd zullen worden.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

Aix-en-Provence, 1 juli 2016.


1. Mt 5, 4.

2. Jes 66, 13.

3. Heilige Jozefmaria, Onder vier ogen met God, nr. 143 (AGP bibliotheek, P 10).

4. Hand 5, 41.

5. Paus Franciscus, Homilie in Sancta Martha, 23-5-2016.

6. Heilige Jozefmaria, De Smidse, nr. 105.

7. Ibid., nr. 28.

8. Heilige Jozefmaria, Brief 28-3-1955, nr. 25.

9. Heilige Jozefmaria, Brief 9-1-1932, nr. 15.

10. Paus Franciscus, Gebedswake om de tranen “af te wissen”, 5-5-2016.

11. Vgl. Lc 7, 11-13; Joh 11, 17 e.v.; Lc 19, 41-44.

12. Heilige Jozefmaria, Brief 29-9-1957, nr. 34.

13. Eenvoudig gebed, toegeschreven aan sint Franciscus van Assisi.

14. Heilige Jozefmaria, De Weg, nr. 516.brief van de prelaat juli 201620160707-201122.pdf