Er is geen zonde die God niet kan vergeven

Tijdens zijn Angelus-toespraak op 11 september vroeg paus Franciscus: "Hebben jullie er ooit aan gedacht dat telkens wij ons naar de biechtstoel begeven, er in de hemel vreugde en feest is? Heb je daaraan ooit gedacht?"

De liturgie brengt ons vandaag het 15de hoofdstuk van het Evangelie volgens Lucas (vgl. Lc. 15, 1-32). Dat is het hoofdstuk van de barmhartigheid met drie parabels waarmee Jezus antwoordt op het gemor van de Schriftgeleerden en Farizeeën. Ze bekritiseren zijn gedrag en zeggen: “Die man ontvangt zondaars en eet met hen.” (Lc. 15, 2). Met die drie verhalen wil Jezus laten verstaan dat God Vader de eerste is die ten aanzien van de zondaars een houding van onthaal en barmhartigheid heeft. God gedraagt zich zo. In de eerste gelijkenis wordt God voorgesteld als een herder die 99 schapen achterlaat om het verloren schaap te zoeken. In de tweede wordt Hij vergeleken met een vrouw die een muntstuk heeft verloren en het zoekt tot ze het vindt. In de derde parabel wordt God uitgebeeld als een vader die de zoon die zich had afgezonderd opnieuw ontvangt; het personage van de vader toont ons het hart van God, van de barmhartige God die zich openbaart in Jezus.

Een element dat gemeenschappelijk is aan de drie parabels is dat van de werkwoorden dieblij zijn, samen, feest vieren, uitdrukken. Er wordt niet over rouwen gesproken. Men is blij en viert feest. De herder roept vrienden en buren en zegt hen: “Deel in mijn blijdschap want ik heb mijn verloren schaap weer teruggevonden” (Lc. 15, 6); de vrouw roept de vriendinnen en de buurvrouwen zeggend: “Deel in mijn blijdschap, want de drachme die ik verloren had, heb ik teruggevonden” (Lc. 15, 9); de vader zegt tot de andere broer: “We moeten feestvieren en blij zijn, want die broer van je was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden” (Lc. 15, 32). In de eerste twee parabels ligt de klemtoon op de vreugde die zo onbeheersbaar is dat men ze moet delen met “vrienden en buren”. In de derde parabel ligt het accent op de het feest dat ontspringt aan het hart van de barmhartige vader en zich uitbreidt tot heel zijn huis. Dit feest van God voor hen die berouwvol tot Hem terugkeren is meer dan wat ook in eenklank met het Jubileumjaar dat we beleven, zoals het woord zelf zegt “jubel”!

Hebben jullie er ooit aan gedacht dat telkens wij ons naar de biechtstoel begeven, er in de hemel vreugde en feest is? Heb je daaraan ooit gedacht? Dat is mooi!

Met deze drie parabels toont Jezus ons het ware gelaat van God: een Vader met open armen, die de zondaars met tederheid en medelijden behandelt. De meest ontroerende parabel – ze ontroeren allemaal - omdat hij de oneindige liefde van God openbaart, is die van de vader die de teruggevonden zoon omhelst en tegen zich aandrukt. Wat treft is niet zozeer het droeve verhaal van een jongere die tot ontaarding vervalt, maar zijn beslissende woorden: “Ik ga terug naar mijn vader” (Lc. 15, 18). De terugweg naar huis is de weg van de hoop en van het nieuwe leven. God verwacht altijd ons opnieuw op weg gaan, verwacht ons met geduld, ziet ons reeds als we nog veraf zijn, snelt ons tegemoet; omhelst ons, kust ons, vergeeft ons. Zo is God! Zo is onze Vader! Zijn vergiffenis wist het verleden uit en doet ons in liefde herboren worden. Hij vergeet het verleden: dat is dezwakheidvan God. Wanneer Hij ons vergiffenis schenkt en ons omhelst, verliest Hij zijn geheugen, Hij heeft geen geheugen meer! Vergeet het verleden. Wanneer wij zondaars ons bekeren en ons door God laten terugvinden wachten ons geen verwijten en harde woorden, want God redt, onthaalt met vreugde in zijn huis en viert feest. Jezus zelf zegt het in het evangelie van deze dag aldus: “zo zal er in de hemel meer blijdschap zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben” (Lc. 15, 7). Ik stel jullie nu een vraag: Hebben jullie er ooit aan gedacht dat telkens wij ons naar de biechtstoel begeven, er in de hemel vreugde en feest is? Heb je daaraan ooit gedacht? Dat is mooi!

Dit vervult ons van grote hoop, want er bestaat geen zonde die we bedreven hebben waaruit we, met de genade van God, niet kunnen opstaan; er bestaat geen mens die reddeloos verloren is, niemand is reddeloos verloren! Want God houdt niet op voor ons het goede te willen ook als we zondigen! En de Maagd Maria, de toevlucht der zondaars, doet in onze harten het vertrouwen ontstaan dat in de verloren zoon ontbrandde: “Ik zal hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u” (Lc. 15, 18); Op deze wijze kunnen wij God vreugde bezorgen, en zijn vreugde kan zijn en ons feest worden.

Vertaling RKDocumenten.nl.